Posts tonen met het label jongeren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label jongeren. Alle posts tonen

maandag 3 december 2012

Geluk anno 2012: waar zijn jongeren naar op zoek?



 
"Ik ben gelukkiger dan drie jaar geleden," zegt Silke, "Mijn ouders waren toen aan het scheiden en mijn vader was al ziek. Dat werd te veel. Alles is rustig nu, geen problemen. Ik ben gelukkig." Gemiddeld geven jongeren zichzelf een 7,66 op tien op de geluksbarometer. Dit cijfer stond in het onderzoeksrapport Hip Hip Happy van In Petto, enkele jaren geleden. Maar wat betekent geluk precies voor de huidige generatie? Krax+ sprak enkele openhartige tieners.

 
Door Dominique Verschuren
 
Het welzijn van jongeren. Een hele sector is ernaar ingericht: van jeugdwerk tot aan mentale gezondheid. Er worden beleidnota's opgesteld, dure onderzoeken gedaan (die soms in een la verdwijnen), brochures verschijnen met alle info die jongeren moeten weten. En nog is dat niet altijd voldoende. Iedere jongeren in Vlaanderen bereiken is een illusie: zoveel verschillende jongeren in evenveel verschillende omstandigheden en met ieder zijn of haar eigen behoeften. Probeer daar maar eens op in te spelen.

Wat hier volgt is een vrijblijvende steekproef. Enkele jongeren die vertellen over hun geluksfactoren, hun behoeften en hun toekomstperspectieven. Welzijn lijkt een containerbegrip. In dit artikel krijgt de term een gezicht door individuele verhalen. Misschien niet altijd verhalen die letterlijk voor duizenden leeftijdgenoten gelden, maar die zeker wel op een hoger niveau representatief zijn voor jongeren anno 2012.
 
Het gehoor dat ik krijg
 
Silke (16 jaar): "Het is voor mij belangrijk als ik het gevoel krijg dat ouders en volwassenen naar mij luisteren. Het gevoel dat ik steun krijg. Zodat ik niet het gevoel krijg dat ik tegen muren zit te praten. Mijn ouders kunnen dat gelukkig goed en kunnen mijn mening appreciëren."

Erkenning, een luisterend oor. Jongeren vragen er zelden om. Integendeel. Vaak willen ze er niets van weten. Maar in die ontkenning schuilt de hunkering. Dimitri (17 jaar): "Mijn vader luistert niet: zijn wil is wet. Dat is wel lastig. Op school begint het te beteren. In de lagere klassen nemen ze je niet serieus. Maar nu merk ik dat naarmate je ouder wordt, leraren je meer als volwassenen beginnen te beschouwen en ze je mening willen horen."

Hoe gaat dat precies in zijn werk, praten met ouders? Elke (15 jaar): "Ze zeggen: 'Als er iets is, moet je het altijd zeggen. We luisteren wel als er problemen zijn.' Dat is makkelijk gezegd, natuurlijk, maar ik heb het geluk dat mijn ouders effectief mee helpen naar een oplossing te zoeken. Maar ik zal wel eerst nadenken voordat ik met een probleem bij mijn ouders kom. Ik zeg ook eerder iets tegen mijn mama. Mijn papa is meer een amusante en dan ga ik toch liever naar mijn mama. Wij praten redelijk rustig, zij luistert naar mij en dan bekijken hoe we een probleem kunnen oplossen. Ik heb het gevoel dat ik gehoor krijg."

Het maakt niet uit hoe oud je bent: erkenning wilt iedereen. Er is wel een groot verschil tussen volwassenen en jongeren. Psychotherapeut Wilfried van Craen: "Jongeren weten niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat ze hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een of andere sport of een hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hun denken."

Die anderen zijn vaak vrienden, maar niet alleen vrienden. Ook de ouders spelen hierin een cruciale rol. De hunkering naar erkenning van ouders krijgt een compleet andere dimensie als een van hen er niet meer is. Silke: "Het is een jaar geleden gebeurd. Mijn vader was ziek, lag altijd in bed. Dat contact is altijd verminderd. Maar nu mis je die wel. Achteraf hoop je dat het contact steviger was gebleven. In het begin was ik wel ongelukkig. De klas wist totaal niet hoe ze moest reageren. Eerst zwegen ze erover en dan voel je je nog meer alleen. Maar nu is dat oké. Op school is daar even over gesproken, bij godsdienst, toen ik er niet was, maar eigenlijk verder is er door leraren nooit over gesproken. Dat hoefde voor mij ook niet, want dan kom je toch alleen maar negatief in de aandacht."

Dat neemt niet weg dat het contact tussen ouders en kinderen een evenwichtsoefening is. Aandacht van ouders kan een oppepper geven, te veel bemoeienis leidt tot frustraties. Met als ultieme inzet de privacy. Dimitri: "Je hebt je eigen leven, en je hebt niet graag dat je ouders zich daarin moeien. Op je eigen kamer moet je je kunnen terugtrekken, op jezelf komen. Vorige week komt mijn moeder binnen om op mijn kamer een grote schoonmaak te doen. 'Nee,' zeg ik, 'dat is mijn kamer, dat is ongeveer de enige plek waarmee je je niet moeit.' Maar toch moest ze haar goesting doordrijven en moest ik toegeven."

Femke (16 jaar): "Ik heb geen eigen kamer, dat stoort me wel. Ik slaap met drie andere zussen op twee grote bedden in een kamer. Dat is niet gezellig, vooral irritant. We hebben één computer en dus veel ruzie om op de computer te kunnen. Als mijn moeder is gaan werken, moet ik thuis blijven om op de kinderen te letten. Ik ben de oudste."
 
Goesting bij iemand anders
 
Elke: "In het begin van dit jaar werd ik een beetje uitgesloten. Ik weet nog altijd niet hoe dat kwam. Dat zal ook te maken hebben gehad met dat het een nieuwe klas was. Er zitten veel mensen tussen met een andere denkwijze. Die zijn bezig met drank, drugs en sigaretten. Ik heb daar liever niet mee te maken."

Omgang in een groep valt jongeren niet altijd mee. Ze toetsen hun eigen referentiekader af aan de gangbare normen in de groep. Afwijzing ligt op de loer en kan hard inslaan op een gebroken ego. Toch zijn er doorzetters die niet snel van hun stuk te brengen zijn. Dimitri: "Ik zou me daar niet van distantiëren, maar juist contact zoeken. Om te zien hoe anderen over sommige dingen denken. Ik denk dat meer en meer jongeren uitgesloten worden. Dat heeft te maken met de sociale structuur. Ook de invloed van de media. Degene met een maatje meer horen er niet bij. Dan zie je op school groepen ontstaan. Jij hoort daarbij of jij hoort daar niet bij. Als je niet in plaatje past, is het niet altijd even gemakkelijk."

Elke: "Pesten komt wel voor, maar vaak zie je het niet. Je ziet wel wat er gebeurt op het schoolplein. Maar je weet amper wat er zich afspeelt in het hoofd van de slachtoffers. De meesten praten daar heel moeilijk over."

Ook als je wel geaccepteerd wordt door een groep betekent dat niet onmiddellijk dat je geluk een boost krijgt. In hun zoektocht naar aansluiting voelen jongeren perfect aan wanneer ze ergens niet thuishoren. Niet eens omdat ze worden uitgesloten, maar omdat ze er gewoon niet thuishoren. Silke: "Eenzaamheid bij jongeren komt wel veel voor, denk ik. Je kunt nog wel bij een groep gaan staan, maar als je er niet echt bij betrokken wordt, sta je eigenlijk alleen." In het In Petto-onderzoeksrapport Connected uit 2011 klonk een gelijkaardige reactie: "Als ik met vrienden op café ga, dan word ik niet echt uitgesloten. Maar zij zeggen dan: 'Wij gaan boven nog eens poolen of een pintje pakken.' Dan heb ik eigenlijk geen goesting om dat te doen en voel je toch een soort van eenzaamheid. Je hebt dan eerder goesting om bij iemand anders te zijn, maar niet bij die personen."
 
Anders tel ik niet mee
 

Flappen liggen op tafel. Het woord 'geluk' in het midden van een blad geschreven. Een vrije associatie. Waarden die na tien minuten zijn te lezen zijn: 'gezondheid', 'een (unieke) kans krijgen', 'ontspannen', 'liefde krijgen', 'familie', 'een goed gesprek', 'muziek', 'jezelf goed voelen', 'lachen'... What about money? Waar zijn de materiële waarden naartoe? Geld, luxe, statussymbolen... tellen die niet meer mee?

Dimitri: "Geld is toch een taboeonderwerp. Als je geld hebt, ben je zogezegd gelukkig. Maar ik ken genoeg mensen die veel geld hebben en toch ongelukkig zijn. Geld is vals geluk. Als je eens veel geld hebt, komen er een heleboel mensen op je af. Is dat geld op, dan zie je ze niet meer." Elke: "Geld zorgt voor een deel voor geluk. Als je heel arm bent, ga je ook niet heel gelukkig zijn. Als je dan geld krijgt, denk je 'yes!', ik kan weer wat meer."

Je realiseert je amper hoe belangrijk welvaart is, als je er geen gebrek aan hebt. Een even fundamentele waarheid als het leven zelf. Toch, als je doorvraagt, beseft ons panel heel goed wat geld kan betekenen om je gelukkiger te maken. Dimitri: "Wij zitten, of zijn er deels uit... Wij zaten in geldnood. Geld wordt dan inderdaad wel belangrijker. Je begint er ook meer op te letten. Niet echt gierig, maar je let er wel op wat je uitgeeft. De materiële aspecten worden minder belangrijk. Als we echt iets nodig hebben, dan halen we het. Maar zonder kunnen we ook. Ik voelde me niet minder vrij zonder dat geld. Mijn ouders zorgden ervoor dat we alles konden doen, wat we wilden doen. We hebben sowieso niet zo heel veel luxueuze dingen gedaan vroeger, zoals zes keer per jaar naar een pretpark gaan. Wanneer het dan tegen zit, mis je dat ook minder snel."

Afgelopen zomer stond in de kranten dat meer en meer jongeren een schuldenlast opbouwen. Het ging met name over 100.000 jongeren tussen 20 en 35 jaar die zodanig veel op krediet leven dat ze hun schuldenberg niet meer konden afbetalen.

Elke: "Ik denk dat mensen enorm onder invloed staan van reclame. Dat ze denken: ik moet dat hebben, anders tel ik niet mee, dan ben ik niets waard." Dimitri is het met haar eens: "Ze promoten ook al die kredietzaken. Mensen raken gemakkelijk gehecht aan de media. Als er echt iets populair wordt, zoals mode of gsm's, dan loopt een paar weken later de halve school daarmee rond. Een paar maanden later is er weer iets anders. Dat wordt dan gepromoot met kredietaanvragen en rentevoeten, tegen zoveel procent na zoveel maanden. En mensen denken dan: dat gaat er nog bij, dat gaat er nog bij... Dat is gewoon niet haalbaar."
 
Silke: "Als ik echt iets nodig heb, zoals kleren, dan krijg ik dat. Geen probleem. Als ik het niet nodig heb, dan betaal ik dat gewoon terug. Het meeste krijgen wij wel. Mijn broer, die is negen, wilt graag spelletjes. Hij heeft er al zo veel. Hij krijgt het dan wel, maar hij moet de helft zelf betalen."
 
Plannen b
 
Dimitri: "Ik zou graag neurochirurgie willen studeren. Je kunt dan mensen helpen, dat geeft voldoening. Er zijn zoveel artsen voor hersenen, maar we weten nog geen tien procent van de hersencapaciteiten. Onderzoek daarnaar doen, lijkt me heel interessant." Op de vraag wie dit gaat betalen, antwoordt Dimitri: "De bedoeling is mijn ouders. Voor zover dat gaat lukken. Mijn broer kan geen hogere studies doen. Het geld dat ze voor hem uitsparen, kunnen ze aan mij spenderen."

De opleiding neurochirurgie betekent absolute focus op een bepaald studieobject. En dat twaalf jaar lang. Dat is een uitzichtloos lange periode als je zestien bent. Dimitri heeft daarom een plan b achter de hand: "Geschiedenis zou een goed vak zijn voor mij. Goede punten en veel interesse. Dat is totaal iets anders dan neurochirurgie, maar ik ben geïnteresseerd in veel verschillende dingen." Dimitri heeft een relatie met Femke. Al tien maanden. Ze blijven bij elkaar, daarvan zijn ze overtuigd. Femke: "Absoluut. Ik wil de verzorging in, maar ook ik heb een plan b, manicure. Dat is een pittige opleiding, heel secuur werk."

De toekomstplannen worden opvallend gedetailleerd op tafel gelegd. Dimitri: "Kinderen daar praten we wel over. Met die lange opleiding zou dat haalbaar moeten zijn. Ik heb dan mijn doctoraat. Je kan dan beginnen werken. Daarna beginnen aan kinderen. Zorgen dat die goed begeleid worden. En als ik al aan het werk ben, kan ik mij verder specialiseren. Zo inplannen dat dat op een redelijke leeftijd gedaan kan worden."

Op de vraag of de jongeren graag naar het buitenland willen om hun horizon te verbreden, zijn de meningen verdeeld. Silke ziet het wel zitten zo'n avontuur: "Ik zou dat wel graag doen. Ik wil graag weten hoe mensen ergens anders leven, daar ben ik wel geïnteresseerd in. Hoe doen ze dat? Ik zou graag een jaartje stage doen. Curaçao boeit me. Een vriendin van mij werkt daar. Die mensen zijn veel bezig met drugs en drugsbestrijding. Ik zou graag willen weten hoe die mensen leven."

Elke: "Over tien jaar ben ik afgestudeerd. Denk ik. Het zal zeker in de richting van economie of marketing zijn. Maar nooit naar het buitenland. Ik zou mijn familie te veel missen. Een nicht van mij is een jaar in Honduras geweest. En haar miste ik al enorm. En dan nog wel naar zo'n land als Honduras, zo'n onveilig land!"

Dimitri: "Ik geef me nu al op voor uitwisselingsprogramma's. Je leert andere culturen kennen. Het geeft je stof tot nadenken." In deze tijden waarin de wereld spreekwoordelijk steeds kleiner wordt, lijkt het steeds gemakkelijker om de wereld af te reizen en om eender welke studie aan te vangen. Toch lijkt voor jongeren die wereld niet altijd even transparant. Dimitri: "De keuzemogelijkheden en indeling van universiteiten hebben we wel gekregen op school. Maar meer dan dat weet je niet. De rest moet je zelf uitzoeken."
 
Jij maakt het verschil (niet)
 
Hoe dan ook, de toekomstdromen gaan uitkomen. Het zal niet gemakkelijk gaan, volgens het panel, maar als je in jezelf gelooft is alles mogelijk. Dimitri: "Als je zelf zegt: dat is het vooropgesteld doel en je kunt dat halen, ik weet wat ik wil bereiken en ik ga ervoor. Dan lukt het." Zelfs de grote Europese crisis, die dagelijks de kranten en de actualiteitrubrieken opvult, kan ze daar niet vanaf brengen. Dimitri: "Van die crisis merken we eigenlijk niet veel tegenwoordig. Oké, je leest wel over faillissement hier faillissement daar, maar voor de rest: de wereld blijft draaien. Je moet je er ook niet te druk om maken om die crisis. Want als je dat doet is alles onmogelijk. Je moet je concentreren op de eigen weg die je moet gaan."

Het bewustzijn rond het milieu lijkt deze generatie met de paplepel ingegoten te zijn. Toch gaat het geloof in een betere wereld er niet automatisch in. Door het gebrek aan een grote beweging lijkt vooruitgang boeken niet vanzelfsprekend. Houden burgers zich wel aan de voorschriften, dan zijn het de grote multinationals die roet in het eten brengen. Elke: "Als er een persoon milieuvriendelijk is, dan is de volgende dat niet meer. Voor een persoon die milieuvriendelijk is zijn er tien miljoen die dat niet zijn. Jij persoonlijk maakt het verschil niet voor de hele planeet."

Silke heeft daarentegen meer vertrouwen: "Ik ben vegetariër. Ik let er wel op. Hoe meer mensen er vegetarisch worden, hoe minder dieren er geslacht worden. Ik denk dat het wel gaat verbeteren in de toekomst. Tien jaar geleden toen je ging eten, zag je niet veel vegetarisch op de menukaart. En nu kom je toch al snel vier, vijf verschillende gerechten tegen. Er gaan zeker meer en meer mensen vegetarisch eten."
 
 
Bronnen

Onderzoeksrapporten Hip Hip Happy en Connected gratis te downloaden op www.inpetto-jeugddienst.be

Dominique Verschuren, "Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch." Psychotherapeut Wilfried van Craen vertelt over fake bij jongeren, in: Fake Magazine, In Petto, Antwerpen, april 2010, p. 44-47. (Verkrijgbaar op www.inpetto-jeugddienst.be)


maandag 8 oktober 2012

De kracht van jongerencompetenties
 
Onderzoeken liegen er niet om: als jongeren een probleem hebben lopen ze amper naar een docent. Liever doen ze een beroep op hun leeftijdgenoten. Scholen hebben daardoor niet altijd even goed zicht op wat er omgaat bij hun leerlingen. Peer education is de oplossing. Jongeren dragen praktische verantwoordelijkheid. De ontwikkeling van hun sociale vaardigheden geeft hen later een voorsprong op de arbeidsmarkt. Maar ook voor de school valt er veel te winnen: meer sociale cohesie en een kortere lijn naar hulpbehoeftige studenten. Peercoaches kunnen een sleutelrol spelen in de relatie tussen de school en haar leerlingen. Welke school is de volgende die investeert in deze vorm van hulpverlening?
 
Door Dominique Verschuren
 
Vanaf juni 2012 wekken studenten van het Stedelijk Instituut voor Handel en Ambachten (SIHA) in Antwerpen elkaar. "We hebben overwegend Afrikaanse studenten," legt Steve Daponte uit. Hij is leerlingenbegeleider op de SIHA. "Zij begrijpen niet waarom het zo'n probleem is om vijf minuutjes later te komen." Om de leerlingen op tijd op school te laten komen, experimenteert SIHA met een methode waarbij studenten elkaar stimuleren. Daponte: "Vaak liggen sociale, emotionele of zelfs economische problemen aan de basis. Om de drempel zo laag mogelijk te houden, schakelen we de jongeren zelf in. Een gelijke heeft meer kans om uit te groeien tot een vertrouwenspersoon." 

Dit experiment op SIHA is slechts een van de talloze voorbeelden van peerprojecten die op Vlaamse scholen worden georganiseerd. Steeds meer leerkrachten ontdekken de kracht van de gelijkwaardigheid tussen 'peers'. Zowel voor de jongeren als voor de school. Welke voordelen heeft deze vorm van ondersteuning voor scholen?
 
Tussen gelijken
 
Peer education kent inmiddels een geschiedenis van ruim vijftig jaar. In de loop van de decennia werd de definitie vlijtig bijgeschaafd. Omdat er zo veel verschillende varianten bestaan, is een eenduidige afbakening niet gemakkelijk te geven. In Petto deed eind jaren negentig een waardevolle poging:
 


Peer education is een methodiek die voortbouwt op de positieve kracht van de peer group en die door middel van gepaste training of ondersteuning het natuurlijk proces van uitwisselen van waarden, houdingen en informatie tussen peers - in samenwerking met jongeren - wil versterken waardoor jongeren actieve deelnemers worden, eerder dan passieve ontvangers van een boodschap.

 
Ofwel: een samenwerking of support tussen gelijken (peers) met de daaraan gekoppelde, essentiële gelijkwaardigheid. De peergroup is dit geval: jongeren.

Peer education kent vele alternatieve modellen. Een belangrijk onderscheid is die tussen de formele en informele hulpverlening. Er bestaat een geïnstitutionaliseerde manier van peer education. Na een opleiding van een trainer krijgen jongeren officieel de functie van peercoach. Aan de andere kant van het spectrum vinden we een meer vrijblijvende vorm van peer education. Jongeren werken samen met andere jongeren in een meer informele setting, het is minder opgelegd. Hulpverleners gebruiken vaak de term peer support.

Dit is nog maar de theorie. Verlaat je de boeken en duik je in de praktijk dan vind je talloze varianten. De lijst lijkt eindeloos: monitor, peter of meter, peercoach, mentor, Jeugdadviseur, tutor... Welke nuances er ook zijn te ontdekken, in essentie gaat het altijd om hetzelfde: jongeren ondersteunen andere jongeren.
 
Jeugdadviseurs
 
Een bijzondere vorm van peer education is het project Jeugdadviseurs.


Op zoek naar een meer 'outreach' werkende manier van jongerenondersteuning kwam het JAC rond 1991 met een nieuw uitgangpunt: Geef de jongeren zelf een actievere rol. Op papier stond er: "Opleiden van jongeren als schakelfiguren tussen leeftijdsgenoten en de professionele hulpverlening," en: "Bekend maken van het JAC en verlagen van de drempel door jongeren zelf in te schakelen."
 

Met andere woorden: om jongeren gemakkelijker naar de hulpdiensten te lokken zouden leeftijdsgenoten een kruiwagen kunnen zijn. Jongeren raken immers sneller aangespoord door andere jongeren dan door volwassenen. Mensen uit een andere generatie hadden misschien gelijkaardige ervaringen, maar die vonden plaats in het verleden. Daardoor kunnen tijdloze problemen, zoals liefdesverdriet, sollicitaties, of ongewenste zwangerschap, andere interpretaties krijgen, om nog maar te zwijgen van de morele afweging die verschillende generaties kunnen maken. En wat te denken van het gewijzigde wereldbeeld onder invloed van nieuwe technologieën en communicatiemogelijkheden. Dat kan een extra drempel veroorzaken. Actieve inbreng van jongeren verlaagt die drempel.
 
Die jongeren vormden niet alleen een veredelde etalage voor de JAC's, maar deze zogenaamde Jeugdadviseurs profileerden zich gaandeweg meer en meer als een eerste aanspreekpunt voor problemen onder jongeren. Toch zijn Jeugdadviseurs geen mini-hulpverleners. Wat zijn ze dan wel?
 
Cruciaal bij de rol van Jeugdadviseur is het vrijblijvende karakter. Jeugdadviseurs beslissen zelf of ze met een bepaalde situatie binnen hun vriendenkring iets doen, en hoe ze dat doen. De hulp die Jeugdadviseurs geven moet je zoeken in kleine stappen die van grote betekenis kunnen zijn: een schouderklopje of een knuffel, aandacht of een gesprekje, humor om de pijn te verzachten... Als bijvoorbeeld een bepaalde situatie de draagkracht overstijgt dan heeft een Jeugdadviseur altijd de mogelijkheid om zijn of haar grenzen aan te geven. Je kunt moeilijk iemand anders helpen als je jezelf niet honderd procent prettig voelt bij een situatie of een vraag. Onmiddellijk doorverwijzen luidt het devies in zo'n geval.
 
Vrijblijvend betekent overigens niet: onverschillig. Integendeel. Jeugdadviseurs stellen zich persoonlijk betrokken op. Zij geven zelf een invulling aan de hulp die ze willen bieden. Doordat ze juist heel bewust de afweging maken of ze iemand al dan niet kunnen opvangen, bewijst dat ze heel geconcentreerd zijn op die ander.
 
De Jeugdadviseur heeft geen voorbeeldfunctie. Vaak zijn het jongeren van zestien, zeventien... jaar. Laat ze vooral zestien, zeventien... zijn. Ook met hun tekortkomingen. Toch zit de kracht van de Jeugdadviseur wel in het feit dat hij of zij anderen feedback kan geven. Ook, of liever, juist door hun persoonlijke ervaringen. Nog meer dan volwassenen zijn jongeren op zoek naar erkenning. Bij gebrek aan een afgeronde studie of carrière zoeken ze die vaak in sport of nemen een voorbeeld aan vrienden. Jeugdadviseurs kunnen daarin een rol spelen door te luisteren naar leeftijdsgenoten en door gedragingen of andere uitingen bespreekbaar te maken. Jeugdadviseurs kunnen hun capaciteiten integreren in hun gedragingen, wetende dat jongeren zich snel spiegelen aan leeftijdgenoten.
 
Peercoach
 
Jeugdadviseur is één voorbeeld van peer support. Op scholen vind je verschillende soortgelijke peerprojecten. De meesten daarvan spelen in op de behoeften op en rond de school. De functie die de jongeren bekleden kent vaak een formeler karakter. De jongeren profileren zich naar andere leerlingen, leerkrachten en directie door bijvoorbeeld zichzelf voor te stellen aan het lerarenteam. Ook maken ze een brochure, zijn ze beschikbaar tijdens spreekuren in een daarvoor ingericht lokaal. En er is een postbus.
 
Deze peercoaches richten zich voornamelijk op schoolgebonden thema's. Ze zoeken zelf naar oplossingen voor de probleemvragen die hen gesteld worden. Ondersteuning vinden ze bij het PMS  en de leerlingenbegeleider.
 
Hoewel de Jeugdadviseurs ook een opleiding krijgen, hebben zij meer bewegingsruimte. Zij zijn meer dan alleen een vraagbaak bij problemen. Jeugdadviseurs vind je ook buiten de schoolcontext. Die vrijetijdsbesteding gebeurt vaak in groep. Zonder zich verplicht te voelen om hun rol uit te oefenen kunnen Jeugdadviseurs, als ze zich geroepen voelen, ook in een groep support bieden. Immers, Jeugdadviseur word je niet; diep in hun hart waren ze dat al en zijn ze dat altijd en overal. Het is aan de Jeugdadviseur in kwestie om te bepalen waar en wanneer hij of zij dat engagement oppakt.
 
Ondanks de verschillen laten de varianten duidelijk enkele basisovereenkomsten van peer education zien. De jongeren zijn 'hulpverleners in de nulde lijn' . Beide projecten bieden een opleiding aan zodat de jongeren zichzelf en hun capaciteiten ontdekken en beter kunnen anticiperen op wat hen kan overkomen. Ook is er voldoende opvolging voorzien: feedbackmomenten en opvang bij een ingrijpende ervaring. En niet te onderschatten: erkenning van de competentie van de jongeren. Pas als je je meer bewust bent van je eigen talenten en tekortkomingen functioneer je beter als je anderen probeert te ondersteunen.
 
Baat bij een certificaat
 
Die bewustwording en bevestiging van de eigen competenties van jongeren speelt een aanzienlijke rol bij peercoaching. Dit is een van de troeven die peerprojecten zo interessant maakt voor scholen. Iedere school streeft er immers naar de meest complete en competente leerlingen af te leveren: weerbaar en bekwaam genoeg om mee te draaien in de 'grotemensenmaatschappij'. Dan spreken we niet alleen over cognitieve competenties. Sociale vaardigheden en een emotioneel evenwicht wegen steeds zwaarder door om een volwaardige bouwsteen te vormen in de samenleving.
 
Zo'n peerproject versterkt die emotionele en sociale capaciteiten. Jongeren worden bewust van hun competenties. Vaak hebben tieners niet door wat ze allemaal kunnen. Omdat ze bijvoorbeeld nooit de gelegenheid hebben gekregen om hun talenten te manifesteren. Of ze hebben die wel gemanifesteerd, maar ze beseffen niet wat het betekent wat ze doen. Hun talenten zijn zo vanzelfsprekend dat ze erover heen kijken. Of uit onwetendheid weten ze niet hoe ze hun vaardigheden kunnen inzetten voor anderen.
 
Hoe kun je dat bewustzijn bevorderen? Werken met certificaten helpt. Certificaat Jeugdwegwijzer is zo'n initiatief. Jongeren die het Traject Jeugdwegwijzer succesvol afleggen worden beloond met een certificaat. Dat is het bewijs dat ze acht competenties hebben verworven. De certificering is in het leven geroepen nadat begeleidende leerkrachten, jeugd- en welzijnswerkers veel talent uit hun klassen verloren zagen gaan. Hoewel de jongeren geen diploma haalden, ondervonden hun begeleiders wel hoeveel talent er in hun peercoaches en verantwoordelijke monitoren schuilde. Moet je die potentie verloren laten gaan voor de arbeidsmarkt? Moet je vacatures open laten staan omdat zeer capabele mensen zogezegd niet over de juiste papieren beschikken?
 
Dit certificaat is een bewijs dat jongeren die weliswaar niet volledig rimpelloos het secundair onderwijs hebben doorgezwommen toch over de nodige vaardigheden beschikken om te concurreren op de arbeidsmarkt. Leerkrachten, jeugd- en welzijnwerkers ijverden gezamenlijk voor de acceptatie van dit overkoepelende certificaat. Door deze brede steun krijgt het attest extra gewicht en de werkzoekende een grotere kans op het sollicitatiegesprek. De bezitter van het Certificaat Jeugdwegwijzer kan aanspraak maken op een waaier aan vaardigheden. Ze zijn peercoach geweest, ze hebben bewezen verantwoordelijkheid te dragen voor leeftijdgenoten, hen te ondersteunen, ze beschikken over communicatieve vaardigheden en een empathische gave. Zo worden ze getest door te bemiddelen bij een conflict, ze krijgen training in gesprekstechnieken, ze oefenen in feedback geven. De volgende stap is je eigen competenties te benoemen en daarover te communiceren. Met het certificaat in de hand kunnen deze jongeren terecht zeggen: Ik kan bemiddelen bij problemen, ik kan goed samenwerken met anderen, ik weet mij gepast uit te drukken in verschillende situaties... Zo'n attest geeft gewoon een boost aan een cv.
 
En dan te bedenken dat het juist deze jongeren zijn, zonder algemeen diploma, die tussen het wal en het schip dreigen te vallen. Jongeren die juist volop potentie hebben. Dat zou anders een dubbel verlies betekenen.
 
Kloof tussen leraar en leerling
 
Jongeren krijgen een extra bevestiging met zo'n certificaat in de hand. Het maakt ze sterker. Maar ook voor de school zijn er meer voordelen aan verbonden dan alleen de bevestiging dat een school aan zijn reputatie heeft voldaan door weer een aantal bekwame studenten af te leveren. Scholen winnen er zoveel meer bij. Een peerproject op school geeft een ondersteuning aan de hele zorgstructuur. Zo'n initiatief leidt tot een drempelverlaging. En dat is nodig, zo blijkt uit diverse onderzoeken.
 
In Petto publiceerde in 2011 het onderzoek Connected. Hieruit bleek dat de meerderheid van de bijna 1300 respondenten zich tot vrienden richt als er problemen zijn. Leerkrachten, begeleiders en coaches scoren extreem laag, slechts één procent. Logisch? Misschien wel, maar dat neemt niet weg dat het voor onderwijzend personeel lastig kan zijn om problemen bij scholieren op te sporen.  Dit lage percentage jongeren dat zijn of haar verhaal komt doen bij een leraar staat niet op zichzelf. Als zogenaamde ’steunfiguren’ scoren leerkrachten erg laag, minder dan 10%, aldus JOP (Jeugdonderzoeksplatform). Alleen professionele hulpverleners scoren nog slechter.  Ook de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) deed in 2011 onderzoek naar de relatie tussen leerkrachten en leerlingen. Eén van de resultaten uit hun bevraging luidt: “1 op 4 heeft geen of weinig vertrouwen in de leraar en hetzelfde aantal zegt dat ze niet bij leerkrachten terecht kan met problemen. Die cijfers liggen hoog. Het is belangrijk dat er voldoende vertrouwen is binnen de schoolmuren zodat leerlingen ook op school met grote en kleine problemen terecht kunnen.”
 
Je kunt er niet naast kijken. Leerlingen delen nu eenmaal niet snel hun problemen met onderwijzend personeel. Jongeren hebben ook weinig zicht, kennis over jeugdhulpverlening en als ze die hebben, dan is de drempel om er een beroep op te doen vaak te hoog. Toch kunnen docenten een belangrijke steunpilaar vormen als een tiener een probleem heeft. Peercoaches kunnen hierbij een helpende hand bieden.
 
Voorwaarden voor succes op school
 
Peercoaches kunnen dienen als een soort opstap naar professionele hulpverleners, zoals CLB. Doordat jongeren sneller hun problemen delen met andere jongeren is het voor de peercoaches gemakkelijker om als het nodig is een professionele hulpverlener in te schakelen. De scholen detecteren daardoor eerder de behoeften van hun leerlingen. Dit is niet alleen voor de scholier in kwestie prettig. Het gevoel dat je wordt opgevangen door mensen die je serieus nemen maakt ook een verschil in de schoolgangen. De sfeer verbetert. Bij conflicten zal er makkelijker bemiddeld kunnen worden. De jongeren kunnen dat zelf, peercoaches staan in voor hun verantwoordelijkheid en dat van anderen. Het komt de groepsbinding ten goede. Sommige scholen organiseren introductiedagen voor hun eerstejaars. Een peerproject kan vertrekken vanuit zulke introductiedagen om vervolgens uit te groeien tot een langdurig engagement. Zo'n traject ontwikkelt zich geleidelijk met de participanten mee.
 
Een peerproject kan enorm veel voordelen opleveren voor school en haar studenten. Maar zo'n initiatief kan alleen slagen bij goede inbedding in het schoolbeleid. Bedenk als school eerst wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat aanpakken. Organisaties die zich professioneel bezighouden met peerprojecten zijn altijd bereid om ondersteuning te bieden aan de implementatie van zo'n project. Ondanks het enthousiasme heeft het weinig zin dat twee supergemotiveerde leerkrachten al hun energie investeren in zo'n project, terwijl de rest van het personeel er niet actief in meegaat. Ze staan er misschien positief tegenover, maar de volle bereidheid om hun steentje eraan bij te dragen blijft uit. Dan is het op poten zetten van zo'n peerproject vergeefse moeite en zonde van de inspanning. Vruchtbaar resultaat bereik je als je zo'n project verankert in het zorgbeleid van de school. Op die manier worden alle personeelsleden tot aan de administratie toe aangemoedigd om deel te nemen aan de praktische invulling van zo'n peerproject. Deze houding maakt de kans van slagen alleen maar groter.