Posts tonen met het label jeugdbeleid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label jeugdbeleid. Alle posts tonen

maandag 3 december 2012

Geluk anno 2012: waar zijn jongeren naar op zoek?



 
"Ik ben gelukkiger dan drie jaar geleden," zegt Silke, "Mijn ouders waren toen aan het scheiden en mijn vader was al ziek. Dat werd te veel. Alles is rustig nu, geen problemen. Ik ben gelukkig." Gemiddeld geven jongeren zichzelf een 7,66 op tien op de geluksbarometer. Dit cijfer stond in het onderzoeksrapport Hip Hip Happy van In Petto, enkele jaren geleden. Maar wat betekent geluk precies voor de huidige generatie? Krax+ sprak enkele openhartige tieners.

 
Door Dominique Verschuren
 
Het welzijn van jongeren. Een hele sector is ernaar ingericht: van jeugdwerk tot aan mentale gezondheid. Er worden beleidnota's opgesteld, dure onderzoeken gedaan (die soms in een la verdwijnen), brochures verschijnen met alle info die jongeren moeten weten. En nog is dat niet altijd voldoende. Iedere jongeren in Vlaanderen bereiken is een illusie: zoveel verschillende jongeren in evenveel verschillende omstandigheden en met ieder zijn of haar eigen behoeften. Probeer daar maar eens op in te spelen.

Wat hier volgt is een vrijblijvende steekproef. Enkele jongeren die vertellen over hun geluksfactoren, hun behoeften en hun toekomstperspectieven. Welzijn lijkt een containerbegrip. In dit artikel krijgt de term een gezicht door individuele verhalen. Misschien niet altijd verhalen die letterlijk voor duizenden leeftijdgenoten gelden, maar die zeker wel op een hoger niveau representatief zijn voor jongeren anno 2012.
 
Het gehoor dat ik krijg
 
Silke (16 jaar): "Het is voor mij belangrijk als ik het gevoel krijg dat ouders en volwassenen naar mij luisteren. Het gevoel dat ik steun krijg. Zodat ik niet het gevoel krijg dat ik tegen muren zit te praten. Mijn ouders kunnen dat gelukkig goed en kunnen mijn mening appreciëren."

Erkenning, een luisterend oor. Jongeren vragen er zelden om. Integendeel. Vaak willen ze er niets van weten. Maar in die ontkenning schuilt de hunkering. Dimitri (17 jaar): "Mijn vader luistert niet: zijn wil is wet. Dat is wel lastig. Op school begint het te beteren. In de lagere klassen nemen ze je niet serieus. Maar nu merk ik dat naarmate je ouder wordt, leraren je meer als volwassenen beginnen te beschouwen en ze je mening willen horen."

Hoe gaat dat precies in zijn werk, praten met ouders? Elke (15 jaar): "Ze zeggen: 'Als er iets is, moet je het altijd zeggen. We luisteren wel als er problemen zijn.' Dat is makkelijk gezegd, natuurlijk, maar ik heb het geluk dat mijn ouders effectief mee helpen naar een oplossing te zoeken. Maar ik zal wel eerst nadenken voordat ik met een probleem bij mijn ouders kom. Ik zeg ook eerder iets tegen mijn mama. Mijn papa is meer een amusante en dan ga ik toch liever naar mijn mama. Wij praten redelijk rustig, zij luistert naar mij en dan bekijken hoe we een probleem kunnen oplossen. Ik heb het gevoel dat ik gehoor krijg."

Het maakt niet uit hoe oud je bent: erkenning wilt iedereen. Er is wel een groot verschil tussen volwassenen en jongeren. Psychotherapeut Wilfried van Craen: "Jongeren weten niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat ze hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een of andere sport of een hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hun denken."

Die anderen zijn vaak vrienden, maar niet alleen vrienden. Ook de ouders spelen hierin een cruciale rol. De hunkering naar erkenning van ouders krijgt een compleet andere dimensie als een van hen er niet meer is. Silke: "Het is een jaar geleden gebeurd. Mijn vader was ziek, lag altijd in bed. Dat contact is altijd verminderd. Maar nu mis je die wel. Achteraf hoop je dat het contact steviger was gebleven. In het begin was ik wel ongelukkig. De klas wist totaal niet hoe ze moest reageren. Eerst zwegen ze erover en dan voel je je nog meer alleen. Maar nu is dat oké. Op school is daar even over gesproken, bij godsdienst, toen ik er niet was, maar eigenlijk verder is er door leraren nooit over gesproken. Dat hoefde voor mij ook niet, want dan kom je toch alleen maar negatief in de aandacht."

Dat neemt niet weg dat het contact tussen ouders en kinderen een evenwichtsoefening is. Aandacht van ouders kan een oppepper geven, te veel bemoeienis leidt tot frustraties. Met als ultieme inzet de privacy. Dimitri: "Je hebt je eigen leven, en je hebt niet graag dat je ouders zich daarin moeien. Op je eigen kamer moet je je kunnen terugtrekken, op jezelf komen. Vorige week komt mijn moeder binnen om op mijn kamer een grote schoonmaak te doen. 'Nee,' zeg ik, 'dat is mijn kamer, dat is ongeveer de enige plek waarmee je je niet moeit.' Maar toch moest ze haar goesting doordrijven en moest ik toegeven."

Femke (16 jaar): "Ik heb geen eigen kamer, dat stoort me wel. Ik slaap met drie andere zussen op twee grote bedden in een kamer. Dat is niet gezellig, vooral irritant. We hebben één computer en dus veel ruzie om op de computer te kunnen. Als mijn moeder is gaan werken, moet ik thuis blijven om op de kinderen te letten. Ik ben de oudste."
 
Goesting bij iemand anders
 
Elke: "In het begin van dit jaar werd ik een beetje uitgesloten. Ik weet nog altijd niet hoe dat kwam. Dat zal ook te maken hebben gehad met dat het een nieuwe klas was. Er zitten veel mensen tussen met een andere denkwijze. Die zijn bezig met drank, drugs en sigaretten. Ik heb daar liever niet mee te maken."

Omgang in een groep valt jongeren niet altijd mee. Ze toetsen hun eigen referentiekader af aan de gangbare normen in de groep. Afwijzing ligt op de loer en kan hard inslaan op een gebroken ego. Toch zijn er doorzetters die niet snel van hun stuk te brengen zijn. Dimitri: "Ik zou me daar niet van distantiëren, maar juist contact zoeken. Om te zien hoe anderen over sommige dingen denken. Ik denk dat meer en meer jongeren uitgesloten worden. Dat heeft te maken met de sociale structuur. Ook de invloed van de media. Degene met een maatje meer horen er niet bij. Dan zie je op school groepen ontstaan. Jij hoort daarbij of jij hoort daar niet bij. Als je niet in plaatje past, is het niet altijd even gemakkelijk."

Elke: "Pesten komt wel voor, maar vaak zie je het niet. Je ziet wel wat er gebeurt op het schoolplein. Maar je weet amper wat er zich afspeelt in het hoofd van de slachtoffers. De meesten praten daar heel moeilijk over."

Ook als je wel geaccepteerd wordt door een groep betekent dat niet onmiddellijk dat je geluk een boost krijgt. In hun zoektocht naar aansluiting voelen jongeren perfect aan wanneer ze ergens niet thuishoren. Niet eens omdat ze worden uitgesloten, maar omdat ze er gewoon niet thuishoren. Silke: "Eenzaamheid bij jongeren komt wel veel voor, denk ik. Je kunt nog wel bij een groep gaan staan, maar als je er niet echt bij betrokken wordt, sta je eigenlijk alleen." In het In Petto-onderzoeksrapport Connected uit 2011 klonk een gelijkaardige reactie: "Als ik met vrienden op café ga, dan word ik niet echt uitgesloten. Maar zij zeggen dan: 'Wij gaan boven nog eens poolen of een pintje pakken.' Dan heb ik eigenlijk geen goesting om dat te doen en voel je toch een soort van eenzaamheid. Je hebt dan eerder goesting om bij iemand anders te zijn, maar niet bij die personen."
 
Anders tel ik niet mee
 

Flappen liggen op tafel. Het woord 'geluk' in het midden van een blad geschreven. Een vrije associatie. Waarden die na tien minuten zijn te lezen zijn: 'gezondheid', 'een (unieke) kans krijgen', 'ontspannen', 'liefde krijgen', 'familie', 'een goed gesprek', 'muziek', 'jezelf goed voelen', 'lachen'... What about money? Waar zijn de materiële waarden naartoe? Geld, luxe, statussymbolen... tellen die niet meer mee?

Dimitri: "Geld is toch een taboeonderwerp. Als je geld hebt, ben je zogezegd gelukkig. Maar ik ken genoeg mensen die veel geld hebben en toch ongelukkig zijn. Geld is vals geluk. Als je eens veel geld hebt, komen er een heleboel mensen op je af. Is dat geld op, dan zie je ze niet meer." Elke: "Geld zorgt voor een deel voor geluk. Als je heel arm bent, ga je ook niet heel gelukkig zijn. Als je dan geld krijgt, denk je 'yes!', ik kan weer wat meer."

Je realiseert je amper hoe belangrijk welvaart is, als je er geen gebrek aan hebt. Een even fundamentele waarheid als het leven zelf. Toch, als je doorvraagt, beseft ons panel heel goed wat geld kan betekenen om je gelukkiger te maken. Dimitri: "Wij zitten, of zijn er deels uit... Wij zaten in geldnood. Geld wordt dan inderdaad wel belangrijker. Je begint er ook meer op te letten. Niet echt gierig, maar je let er wel op wat je uitgeeft. De materiële aspecten worden minder belangrijk. Als we echt iets nodig hebben, dan halen we het. Maar zonder kunnen we ook. Ik voelde me niet minder vrij zonder dat geld. Mijn ouders zorgden ervoor dat we alles konden doen, wat we wilden doen. We hebben sowieso niet zo heel veel luxueuze dingen gedaan vroeger, zoals zes keer per jaar naar een pretpark gaan. Wanneer het dan tegen zit, mis je dat ook minder snel."

Afgelopen zomer stond in de kranten dat meer en meer jongeren een schuldenlast opbouwen. Het ging met name over 100.000 jongeren tussen 20 en 35 jaar die zodanig veel op krediet leven dat ze hun schuldenberg niet meer konden afbetalen.

Elke: "Ik denk dat mensen enorm onder invloed staan van reclame. Dat ze denken: ik moet dat hebben, anders tel ik niet mee, dan ben ik niets waard." Dimitri is het met haar eens: "Ze promoten ook al die kredietzaken. Mensen raken gemakkelijk gehecht aan de media. Als er echt iets populair wordt, zoals mode of gsm's, dan loopt een paar weken later de halve school daarmee rond. Een paar maanden later is er weer iets anders. Dat wordt dan gepromoot met kredietaanvragen en rentevoeten, tegen zoveel procent na zoveel maanden. En mensen denken dan: dat gaat er nog bij, dat gaat er nog bij... Dat is gewoon niet haalbaar."
 
Silke: "Als ik echt iets nodig heb, zoals kleren, dan krijg ik dat. Geen probleem. Als ik het niet nodig heb, dan betaal ik dat gewoon terug. Het meeste krijgen wij wel. Mijn broer, die is negen, wilt graag spelletjes. Hij heeft er al zo veel. Hij krijgt het dan wel, maar hij moet de helft zelf betalen."
 
Plannen b
 
Dimitri: "Ik zou graag neurochirurgie willen studeren. Je kunt dan mensen helpen, dat geeft voldoening. Er zijn zoveel artsen voor hersenen, maar we weten nog geen tien procent van de hersencapaciteiten. Onderzoek daarnaar doen, lijkt me heel interessant." Op de vraag wie dit gaat betalen, antwoordt Dimitri: "De bedoeling is mijn ouders. Voor zover dat gaat lukken. Mijn broer kan geen hogere studies doen. Het geld dat ze voor hem uitsparen, kunnen ze aan mij spenderen."

De opleiding neurochirurgie betekent absolute focus op een bepaald studieobject. En dat twaalf jaar lang. Dat is een uitzichtloos lange periode als je zestien bent. Dimitri heeft daarom een plan b achter de hand: "Geschiedenis zou een goed vak zijn voor mij. Goede punten en veel interesse. Dat is totaal iets anders dan neurochirurgie, maar ik ben geïnteresseerd in veel verschillende dingen." Dimitri heeft een relatie met Femke. Al tien maanden. Ze blijven bij elkaar, daarvan zijn ze overtuigd. Femke: "Absoluut. Ik wil de verzorging in, maar ook ik heb een plan b, manicure. Dat is een pittige opleiding, heel secuur werk."

De toekomstplannen worden opvallend gedetailleerd op tafel gelegd. Dimitri: "Kinderen daar praten we wel over. Met die lange opleiding zou dat haalbaar moeten zijn. Ik heb dan mijn doctoraat. Je kan dan beginnen werken. Daarna beginnen aan kinderen. Zorgen dat die goed begeleid worden. En als ik al aan het werk ben, kan ik mij verder specialiseren. Zo inplannen dat dat op een redelijke leeftijd gedaan kan worden."

Op de vraag of de jongeren graag naar het buitenland willen om hun horizon te verbreden, zijn de meningen verdeeld. Silke ziet het wel zitten zo'n avontuur: "Ik zou dat wel graag doen. Ik wil graag weten hoe mensen ergens anders leven, daar ben ik wel geïnteresseerd in. Hoe doen ze dat? Ik zou graag een jaartje stage doen. Curaçao boeit me. Een vriendin van mij werkt daar. Die mensen zijn veel bezig met drugs en drugsbestrijding. Ik zou graag willen weten hoe die mensen leven."

Elke: "Over tien jaar ben ik afgestudeerd. Denk ik. Het zal zeker in de richting van economie of marketing zijn. Maar nooit naar het buitenland. Ik zou mijn familie te veel missen. Een nicht van mij is een jaar in Honduras geweest. En haar miste ik al enorm. En dan nog wel naar zo'n land als Honduras, zo'n onveilig land!"

Dimitri: "Ik geef me nu al op voor uitwisselingsprogramma's. Je leert andere culturen kennen. Het geeft je stof tot nadenken." In deze tijden waarin de wereld spreekwoordelijk steeds kleiner wordt, lijkt het steeds gemakkelijker om de wereld af te reizen en om eender welke studie aan te vangen. Toch lijkt voor jongeren die wereld niet altijd even transparant. Dimitri: "De keuzemogelijkheden en indeling van universiteiten hebben we wel gekregen op school. Maar meer dan dat weet je niet. De rest moet je zelf uitzoeken."
 
Jij maakt het verschil (niet)
 
Hoe dan ook, de toekomstdromen gaan uitkomen. Het zal niet gemakkelijk gaan, volgens het panel, maar als je in jezelf gelooft is alles mogelijk. Dimitri: "Als je zelf zegt: dat is het vooropgesteld doel en je kunt dat halen, ik weet wat ik wil bereiken en ik ga ervoor. Dan lukt het." Zelfs de grote Europese crisis, die dagelijks de kranten en de actualiteitrubrieken opvult, kan ze daar niet vanaf brengen. Dimitri: "Van die crisis merken we eigenlijk niet veel tegenwoordig. Oké, je leest wel over faillissement hier faillissement daar, maar voor de rest: de wereld blijft draaien. Je moet je er ook niet te druk om maken om die crisis. Want als je dat doet is alles onmogelijk. Je moet je concentreren op de eigen weg die je moet gaan."

Het bewustzijn rond het milieu lijkt deze generatie met de paplepel ingegoten te zijn. Toch gaat het geloof in een betere wereld er niet automatisch in. Door het gebrek aan een grote beweging lijkt vooruitgang boeken niet vanzelfsprekend. Houden burgers zich wel aan de voorschriften, dan zijn het de grote multinationals die roet in het eten brengen. Elke: "Als er een persoon milieuvriendelijk is, dan is de volgende dat niet meer. Voor een persoon die milieuvriendelijk is zijn er tien miljoen die dat niet zijn. Jij persoonlijk maakt het verschil niet voor de hele planeet."

Silke heeft daarentegen meer vertrouwen: "Ik ben vegetariër. Ik let er wel op. Hoe meer mensen er vegetarisch worden, hoe minder dieren er geslacht worden. Ik denk dat het wel gaat verbeteren in de toekomst. Tien jaar geleden toen je ging eten, zag je niet veel vegetarisch op de menukaart. En nu kom je toch al snel vier, vijf verschillende gerechten tegen. Er gaan zeker meer en meer mensen vegetarisch eten."
 
 
Bronnen

Onderzoeksrapporten Hip Hip Happy en Connected gratis te downloaden op www.inpetto-jeugddienst.be

Dominique Verschuren, "Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch." Psychotherapeut Wilfried van Craen vertelt over fake bij jongeren, in: Fake Magazine, In Petto, Antwerpen, april 2010, p. 44-47. (Verkrijgbaar op www.inpetto-jeugddienst.be)


maandag 8 oktober 2012

De kracht van jongerencompetenties
 
Onderzoeken liegen er niet om: als jongeren een probleem hebben lopen ze amper naar een docent. Liever doen ze een beroep op hun leeftijdgenoten. Scholen hebben daardoor niet altijd even goed zicht op wat er omgaat bij hun leerlingen. Peer education is de oplossing. Jongeren dragen praktische verantwoordelijkheid. De ontwikkeling van hun sociale vaardigheden geeft hen later een voorsprong op de arbeidsmarkt. Maar ook voor de school valt er veel te winnen: meer sociale cohesie en een kortere lijn naar hulpbehoeftige studenten. Peercoaches kunnen een sleutelrol spelen in de relatie tussen de school en haar leerlingen. Welke school is de volgende die investeert in deze vorm van hulpverlening?
 
Door Dominique Verschuren
 
Vanaf juni 2012 wekken studenten van het Stedelijk Instituut voor Handel en Ambachten (SIHA) in Antwerpen elkaar. "We hebben overwegend Afrikaanse studenten," legt Steve Daponte uit. Hij is leerlingenbegeleider op de SIHA. "Zij begrijpen niet waarom het zo'n probleem is om vijf minuutjes later te komen." Om de leerlingen op tijd op school te laten komen, experimenteert SIHA met een methode waarbij studenten elkaar stimuleren. Daponte: "Vaak liggen sociale, emotionele of zelfs economische problemen aan de basis. Om de drempel zo laag mogelijk te houden, schakelen we de jongeren zelf in. Een gelijke heeft meer kans om uit te groeien tot een vertrouwenspersoon." 

Dit experiment op SIHA is slechts een van de talloze voorbeelden van peerprojecten die op Vlaamse scholen worden georganiseerd. Steeds meer leerkrachten ontdekken de kracht van de gelijkwaardigheid tussen 'peers'. Zowel voor de jongeren als voor de school. Welke voordelen heeft deze vorm van ondersteuning voor scholen?
 
Tussen gelijken
 
Peer education kent inmiddels een geschiedenis van ruim vijftig jaar. In de loop van de decennia werd de definitie vlijtig bijgeschaafd. Omdat er zo veel verschillende varianten bestaan, is een eenduidige afbakening niet gemakkelijk te geven. In Petto deed eind jaren negentig een waardevolle poging:
 


Peer education is een methodiek die voortbouwt op de positieve kracht van de peer group en die door middel van gepaste training of ondersteuning het natuurlijk proces van uitwisselen van waarden, houdingen en informatie tussen peers - in samenwerking met jongeren - wil versterken waardoor jongeren actieve deelnemers worden, eerder dan passieve ontvangers van een boodschap.

 
Ofwel: een samenwerking of support tussen gelijken (peers) met de daaraan gekoppelde, essentiële gelijkwaardigheid. De peergroup is dit geval: jongeren.

Peer education kent vele alternatieve modellen. Een belangrijk onderscheid is die tussen de formele en informele hulpverlening. Er bestaat een geïnstitutionaliseerde manier van peer education. Na een opleiding van een trainer krijgen jongeren officieel de functie van peercoach. Aan de andere kant van het spectrum vinden we een meer vrijblijvende vorm van peer education. Jongeren werken samen met andere jongeren in een meer informele setting, het is minder opgelegd. Hulpverleners gebruiken vaak de term peer support.

Dit is nog maar de theorie. Verlaat je de boeken en duik je in de praktijk dan vind je talloze varianten. De lijst lijkt eindeloos: monitor, peter of meter, peercoach, mentor, Jeugdadviseur, tutor... Welke nuances er ook zijn te ontdekken, in essentie gaat het altijd om hetzelfde: jongeren ondersteunen andere jongeren.
 
Jeugdadviseurs
 
Een bijzondere vorm van peer education is het project Jeugdadviseurs.


Op zoek naar een meer 'outreach' werkende manier van jongerenondersteuning kwam het JAC rond 1991 met een nieuw uitgangpunt: Geef de jongeren zelf een actievere rol. Op papier stond er: "Opleiden van jongeren als schakelfiguren tussen leeftijdsgenoten en de professionele hulpverlening," en: "Bekend maken van het JAC en verlagen van de drempel door jongeren zelf in te schakelen."
 

Met andere woorden: om jongeren gemakkelijker naar de hulpdiensten te lokken zouden leeftijdsgenoten een kruiwagen kunnen zijn. Jongeren raken immers sneller aangespoord door andere jongeren dan door volwassenen. Mensen uit een andere generatie hadden misschien gelijkaardige ervaringen, maar die vonden plaats in het verleden. Daardoor kunnen tijdloze problemen, zoals liefdesverdriet, sollicitaties, of ongewenste zwangerschap, andere interpretaties krijgen, om nog maar te zwijgen van de morele afweging die verschillende generaties kunnen maken. En wat te denken van het gewijzigde wereldbeeld onder invloed van nieuwe technologieën en communicatiemogelijkheden. Dat kan een extra drempel veroorzaken. Actieve inbreng van jongeren verlaagt die drempel.
 
Die jongeren vormden niet alleen een veredelde etalage voor de JAC's, maar deze zogenaamde Jeugdadviseurs profileerden zich gaandeweg meer en meer als een eerste aanspreekpunt voor problemen onder jongeren. Toch zijn Jeugdadviseurs geen mini-hulpverleners. Wat zijn ze dan wel?
 
Cruciaal bij de rol van Jeugdadviseur is het vrijblijvende karakter. Jeugdadviseurs beslissen zelf of ze met een bepaalde situatie binnen hun vriendenkring iets doen, en hoe ze dat doen. De hulp die Jeugdadviseurs geven moet je zoeken in kleine stappen die van grote betekenis kunnen zijn: een schouderklopje of een knuffel, aandacht of een gesprekje, humor om de pijn te verzachten... Als bijvoorbeeld een bepaalde situatie de draagkracht overstijgt dan heeft een Jeugdadviseur altijd de mogelijkheid om zijn of haar grenzen aan te geven. Je kunt moeilijk iemand anders helpen als je jezelf niet honderd procent prettig voelt bij een situatie of een vraag. Onmiddellijk doorverwijzen luidt het devies in zo'n geval.
 
Vrijblijvend betekent overigens niet: onverschillig. Integendeel. Jeugdadviseurs stellen zich persoonlijk betrokken op. Zij geven zelf een invulling aan de hulp die ze willen bieden. Doordat ze juist heel bewust de afweging maken of ze iemand al dan niet kunnen opvangen, bewijst dat ze heel geconcentreerd zijn op die ander.
 
De Jeugdadviseur heeft geen voorbeeldfunctie. Vaak zijn het jongeren van zestien, zeventien... jaar. Laat ze vooral zestien, zeventien... zijn. Ook met hun tekortkomingen. Toch zit de kracht van de Jeugdadviseur wel in het feit dat hij of zij anderen feedback kan geven. Ook, of liever, juist door hun persoonlijke ervaringen. Nog meer dan volwassenen zijn jongeren op zoek naar erkenning. Bij gebrek aan een afgeronde studie of carrière zoeken ze die vaak in sport of nemen een voorbeeld aan vrienden. Jeugdadviseurs kunnen daarin een rol spelen door te luisteren naar leeftijdsgenoten en door gedragingen of andere uitingen bespreekbaar te maken. Jeugdadviseurs kunnen hun capaciteiten integreren in hun gedragingen, wetende dat jongeren zich snel spiegelen aan leeftijdgenoten.
 
Peercoach
 
Jeugdadviseur is één voorbeeld van peer support. Op scholen vind je verschillende soortgelijke peerprojecten. De meesten daarvan spelen in op de behoeften op en rond de school. De functie die de jongeren bekleden kent vaak een formeler karakter. De jongeren profileren zich naar andere leerlingen, leerkrachten en directie door bijvoorbeeld zichzelf voor te stellen aan het lerarenteam. Ook maken ze een brochure, zijn ze beschikbaar tijdens spreekuren in een daarvoor ingericht lokaal. En er is een postbus.
 
Deze peercoaches richten zich voornamelijk op schoolgebonden thema's. Ze zoeken zelf naar oplossingen voor de probleemvragen die hen gesteld worden. Ondersteuning vinden ze bij het PMS  en de leerlingenbegeleider.
 
Hoewel de Jeugdadviseurs ook een opleiding krijgen, hebben zij meer bewegingsruimte. Zij zijn meer dan alleen een vraagbaak bij problemen. Jeugdadviseurs vind je ook buiten de schoolcontext. Die vrijetijdsbesteding gebeurt vaak in groep. Zonder zich verplicht te voelen om hun rol uit te oefenen kunnen Jeugdadviseurs, als ze zich geroepen voelen, ook in een groep support bieden. Immers, Jeugdadviseur word je niet; diep in hun hart waren ze dat al en zijn ze dat altijd en overal. Het is aan de Jeugdadviseur in kwestie om te bepalen waar en wanneer hij of zij dat engagement oppakt.
 
Ondanks de verschillen laten de varianten duidelijk enkele basisovereenkomsten van peer education zien. De jongeren zijn 'hulpverleners in de nulde lijn' . Beide projecten bieden een opleiding aan zodat de jongeren zichzelf en hun capaciteiten ontdekken en beter kunnen anticiperen op wat hen kan overkomen. Ook is er voldoende opvolging voorzien: feedbackmomenten en opvang bij een ingrijpende ervaring. En niet te onderschatten: erkenning van de competentie van de jongeren. Pas als je je meer bewust bent van je eigen talenten en tekortkomingen functioneer je beter als je anderen probeert te ondersteunen.
 
Baat bij een certificaat
 
Die bewustwording en bevestiging van de eigen competenties van jongeren speelt een aanzienlijke rol bij peercoaching. Dit is een van de troeven die peerprojecten zo interessant maakt voor scholen. Iedere school streeft er immers naar de meest complete en competente leerlingen af te leveren: weerbaar en bekwaam genoeg om mee te draaien in de 'grotemensenmaatschappij'. Dan spreken we niet alleen over cognitieve competenties. Sociale vaardigheden en een emotioneel evenwicht wegen steeds zwaarder door om een volwaardige bouwsteen te vormen in de samenleving.
 
Zo'n peerproject versterkt die emotionele en sociale capaciteiten. Jongeren worden bewust van hun competenties. Vaak hebben tieners niet door wat ze allemaal kunnen. Omdat ze bijvoorbeeld nooit de gelegenheid hebben gekregen om hun talenten te manifesteren. Of ze hebben die wel gemanifesteerd, maar ze beseffen niet wat het betekent wat ze doen. Hun talenten zijn zo vanzelfsprekend dat ze erover heen kijken. Of uit onwetendheid weten ze niet hoe ze hun vaardigheden kunnen inzetten voor anderen.
 
Hoe kun je dat bewustzijn bevorderen? Werken met certificaten helpt. Certificaat Jeugdwegwijzer is zo'n initiatief. Jongeren die het Traject Jeugdwegwijzer succesvol afleggen worden beloond met een certificaat. Dat is het bewijs dat ze acht competenties hebben verworven. De certificering is in het leven geroepen nadat begeleidende leerkrachten, jeugd- en welzijnswerkers veel talent uit hun klassen verloren zagen gaan. Hoewel de jongeren geen diploma haalden, ondervonden hun begeleiders wel hoeveel talent er in hun peercoaches en verantwoordelijke monitoren schuilde. Moet je die potentie verloren laten gaan voor de arbeidsmarkt? Moet je vacatures open laten staan omdat zeer capabele mensen zogezegd niet over de juiste papieren beschikken?
 
Dit certificaat is een bewijs dat jongeren die weliswaar niet volledig rimpelloos het secundair onderwijs hebben doorgezwommen toch over de nodige vaardigheden beschikken om te concurreren op de arbeidsmarkt. Leerkrachten, jeugd- en welzijnwerkers ijverden gezamenlijk voor de acceptatie van dit overkoepelende certificaat. Door deze brede steun krijgt het attest extra gewicht en de werkzoekende een grotere kans op het sollicitatiegesprek. De bezitter van het Certificaat Jeugdwegwijzer kan aanspraak maken op een waaier aan vaardigheden. Ze zijn peercoach geweest, ze hebben bewezen verantwoordelijkheid te dragen voor leeftijdgenoten, hen te ondersteunen, ze beschikken over communicatieve vaardigheden en een empathische gave. Zo worden ze getest door te bemiddelen bij een conflict, ze krijgen training in gesprekstechnieken, ze oefenen in feedback geven. De volgende stap is je eigen competenties te benoemen en daarover te communiceren. Met het certificaat in de hand kunnen deze jongeren terecht zeggen: Ik kan bemiddelen bij problemen, ik kan goed samenwerken met anderen, ik weet mij gepast uit te drukken in verschillende situaties... Zo'n attest geeft gewoon een boost aan een cv.
 
En dan te bedenken dat het juist deze jongeren zijn, zonder algemeen diploma, die tussen het wal en het schip dreigen te vallen. Jongeren die juist volop potentie hebben. Dat zou anders een dubbel verlies betekenen.
 
Kloof tussen leraar en leerling
 
Jongeren krijgen een extra bevestiging met zo'n certificaat in de hand. Het maakt ze sterker. Maar ook voor de school zijn er meer voordelen aan verbonden dan alleen de bevestiging dat een school aan zijn reputatie heeft voldaan door weer een aantal bekwame studenten af te leveren. Scholen winnen er zoveel meer bij. Een peerproject op school geeft een ondersteuning aan de hele zorgstructuur. Zo'n initiatief leidt tot een drempelverlaging. En dat is nodig, zo blijkt uit diverse onderzoeken.
 
In Petto publiceerde in 2011 het onderzoek Connected. Hieruit bleek dat de meerderheid van de bijna 1300 respondenten zich tot vrienden richt als er problemen zijn. Leerkrachten, begeleiders en coaches scoren extreem laag, slechts één procent. Logisch? Misschien wel, maar dat neemt niet weg dat het voor onderwijzend personeel lastig kan zijn om problemen bij scholieren op te sporen.  Dit lage percentage jongeren dat zijn of haar verhaal komt doen bij een leraar staat niet op zichzelf. Als zogenaamde ’steunfiguren’ scoren leerkrachten erg laag, minder dan 10%, aldus JOP (Jeugdonderzoeksplatform). Alleen professionele hulpverleners scoren nog slechter.  Ook de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) deed in 2011 onderzoek naar de relatie tussen leerkrachten en leerlingen. Eén van de resultaten uit hun bevraging luidt: “1 op 4 heeft geen of weinig vertrouwen in de leraar en hetzelfde aantal zegt dat ze niet bij leerkrachten terecht kan met problemen. Die cijfers liggen hoog. Het is belangrijk dat er voldoende vertrouwen is binnen de schoolmuren zodat leerlingen ook op school met grote en kleine problemen terecht kunnen.”
 
Je kunt er niet naast kijken. Leerlingen delen nu eenmaal niet snel hun problemen met onderwijzend personeel. Jongeren hebben ook weinig zicht, kennis over jeugdhulpverlening en als ze die hebben, dan is de drempel om er een beroep op te doen vaak te hoog. Toch kunnen docenten een belangrijke steunpilaar vormen als een tiener een probleem heeft. Peercoaches kunnen hierbij een helpende hand bieden.
 
Voorwaarden voor succes op school
 
Peercoaches kunnen dienen als een soort opstap naar professionele hulpverleners, zoals CLB. Doordat jongeren sneller hun problemen delen met andere jongeren is het voor de peercoaches gemakkelijker om als het nodig is een professionele hulpverlener in te schakelen. De scholen detecteren daardoor eerder de behoeften van hun leerlingen. Dit is niet alleen voor de scholier in kwestie prettig. Het gevoel dat je wordt opgevangen door mensen die je serieus nemen maakt ook een verschil in de schoolgangen. De sfeer verbetert. Bij conflicten zal er makkelijker bemiddeld kunnen worden. De jongeren kunnen dat zelf, peercoaches staan in voor hun verantwoordelijkheid en dat van anderen. Het komt de groepsbinding ten goede. Sommige scholen organiseren introductiedagen voor hun eerstejaars. Een peerproject kan vertrekken vanuit zulke introductiedagen om vervolgens uit te groeien tot een langdurig engagement. Zo'n traject ontwikkelt zich geleidelijk met de participanten mee.
 
Een peerproject kan enorm veel voordelen opleveren voor school en haar studenten. Maar zo'n initiatief kan alleen slagen bij goede inbedding in het schoolbeleid. Bedenk als school eerst wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat aanpakken. Organisaties die zich professioneel bezighouden met peerprojecten zijn altijd bereid om ondersteuning te bieden aan de implementatie van zo'n project. Ondanks het enthousiasme heeft het weinig zin dat twee supergemotiveerde leerkrachten al hun energie investeren in zo'n project, terwijl de rest van het personeel er niet actief in meegaat. Ze staan er misschien positief tegenover, maar de volle bereidheid om hun steentje eraan bij te dragen blijft uit. Dan is het op poten zetten van zo'n peerproject vergeefse moeite en zonde van de inspanning. Vruchtbaar resultaat bereik je als je zo'n project verankert in het zorgbeleid van de school. Op die manier worden alle personeelsleden tot aan de administratie toe aangemoedigd om deel te nemen aan de praktische invulling van zo'n peerproject. Deze houding maakt de kans van slagen alleen maar groter. 

maandag 17 september 2012

Trudy is een beetje familie in het ziekenhuis

Trudy Havermans is psychologe. Zij begeleidt mucopatiënten, van 0 tot… de oudste is momenteel 74 jaar. Dat doet ze in het Gasthuisberg in Leuven waar 300 patiënten haar kennen. Ze vertelt over haar ervaringen.
 
Door Dominique Verschuren
 
Havermans: “Eerst help ik de ouders. Ze hadden dromen voor hun kind en voor hun gezin. Die verdwijnen als het pasgeboren kind muco heeft. Ouders gaan langzaam leren nieuwe dromen te maken. Als het kind ouder is ben ik vooral met hem of haar bezig. Ze worden zich bewust dat ze anders zijn, maar niet op een manier die ze graag willen.”

“Sommige patiënten hebben liever niets met de psycholoog te maken. Ik respecteer dat natuurlijk, dan neemt iemand anders van het team dat over. Stoere mannen praten liever niet. Toch krijg je soms na jaren een telefoontje: ‘Ik moet met u babbelen.’ Het mooie van mijn job is: ik wacht rustig af, ik heb alle tijd.”

“Ik heb niet de hele dag zware gesprekken. Vaak praat ik met de patiënten over koetjes en kalfjes. Hoe is het met de hond, wat ga je als eerste doen als je straks uit ziekenhuis bent? We hebben ook heel veel plezier. Mensen blij maken. Een patiënt zei ooit: “Jij bent mijn familie in het ziekenhuis.” Dat vond ik een hele mooie omschrijving.”

“Soms neem je je werk mee naar huis. De patiënten geven mij een stukje ingang in hun leven. Dat het is een hele eer. Soms kan het te ver gaan. Je droomt 's nachts over je patiënten. Vooral als iemand dezelfde leeftijd heeft als je kinderen, dan komt het heel dichtbij. Je hebt je collega’s dan hard nodig.”

“Als je iemand in je omgeving verliest is het heel belangrijk dat je als jongeren daarover kan praten. Niet perse letterlijk praten, soms gewoon bij elkaar zijn. Een kopje koffie drinken. Echt een moment van samenzijn. Als vrienden kun je een map met persoonlijke boodschappen maken en aan de nabestaanden geven. Symbolieken zijn erg belangrijk. Er zijn geen regels rond rouwen. Huilen mag, maar intens stil zijn is ook prima…”
 
 
 

zaterdag 15 september 2012

Dokter Dupont: "Ik ga niet naar de begrafenissen van mijn patiënten"

Lieven Dupont is arts in het Gasthuisberg in Leuven. Zijn grootste uitdaging is om mucopatiënten langer te laten leven en hun levenskwaliteit fel te verbeteren.

Door Dominique Verschuren

Dupon: “De diagnose muco krijgen tijdens je puberteit is niet sexy. Iemand van 19 ziet er uit als iemand van 13. Dat heeft effect op je zelfbeeld. Ook heb je op die leeftijd de drang om je horizon te verkennen en dat lukt moeilijk met de dagelijkse therapie. Daarom beginnen we met een adolescentenkliniek. Mucopatiënten van 24 jaar praten met patiënten van 12.”

“Van mijn patiënten weet ik niet alleen welke medicatie ze krijgen, maar ook welke hobby’s ze hebben. En wat hun goede en slechte kanten zijn. Om ze zo goed mogelijk te behandelen ga ik al hun gewoonten na. Dat kan helpen om de ziekte beter in beeld krijgen en ze gezonder te maken dan ze nu zijn. Nadeel is dat je de patiënt door en door kent. Sommige patiënten voelen zich dan betrapt.”

“Het komt voor dat ik 's nachts wakker ligt. Wakker van situaties waarbij je de persoon jaren kent en opvolgt en toch moet je de handdoek in de ring gooien. Wat kun je nog doen? Dat neem je onvermijdelijk mee naar huis.”

“Patiënten die sterven zie ik als een falen. Niet alleen persoonlijk, maar ook medisch. Als je zegt: ‘Tja, dit is de stand van zaken, we konden niet beter’, dan ga je ook niet zoeken naar nieuwe behandelingen. Iedereen in zijn eigen discipline wilt een stap hoger en verder. Een professionele sporter wil ook steeds beter worden.”

“Ik ga niet naar de begrafenissen van mijn patiënten. Ik vind begrafenissen in het algemeen emotioneel heel moeilijk. En specifiek mensen die ik ken. Ik ben daar geen held in. Ik heb mezelf al vaak het verwijt gemaakt: waarom ga ik er niet naartoe? Omdat ik het er zelf emotioneel heel moeilijk mee heb, is het beter om het niet te doen.”


woensdag 8 augustus 2012

Psychotherapeute Lut Celie vertelt over Connected
'We mogen niet bang zijn om ons hart te verbinden met elkaar.'

Midden in een volkswijk van Gent staat een groene oase: een oud, idyllisch begijnenhof. Het lijkt een eiland, met muren afgezonderd van de omgeving. Maar toch is het een plek van verbondenheid. In een van de authentieke huizen legt Lut Celie, psychotherapeute, uit waarom verbondenheid het hart van ons leven vormt.

Door Dominique Verschuren
Lut Celie: 'Ik begeleid voornamelijk jongeren. De meesten van hen hebben een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt en zijn uit verbinding met hun omgeving geraakt. Ik kom vaak op scholen en begeleid zogenaamde groeigroepen. Daarin werken we ook aan verbinding. Het verbinden van binnenwerelden van jongeren.'

Binnenwerelden van jongeren?
'Ik hoor uit verhalen dat veel jongeren zich van binnen eenzaam voelen. Ze hebben niet meer de vaardigheden om wanneer het moeilijker wordt, als er zaken zijn blijven liggen, om die te delen met anderen. Om kwetsbaarheden, emoties,  gevoeligheden in verbinding te brengen met anderen. Hoe kunnen wij ons verbinden met anderen? Die vraag staat voor mij centraal, dat probeer ik over te dragen. Verbinden niet alleen in woorden, maar ook non-verbaal. We mogen niet bang zijn om ons hart te verbinden met elkaar.'

Hoe kunnen we dat doen, ons hart verbinden?
'Door niet bang te zijn. Door ons te laten zien. Het gaat om authenticiteit, groei. Dat mag afwijken van anderen, dat mag speciaal en anders zijn. Maar vertrekkend vanuit wie je zelf uiteindelijk wilt worden. Niet bang zijn om voor dat stukje te gaan staan. Jongeren die zich niet verbinden blijven op zichzelf bestaan, beginnen zichzelf abnormaal te vinden en niet oké. Of zelfs eenzaam. Trouw blijven aan jezelf is erg belangrijk. Vergelijk je zelf niet, wat ik vaak zie bij jongeren, maar denk: Daar sta ik voor en dat ga ik delen. Maar dan komt de vraag: waar zit veiligheid en vertrouwen om wie ik ben en waar ik voor sta en hoe ik denk en voel? Waar zit veiligheid en vertrouwen om dat te kunnen delen? Om mij daar minder eenzaam in te voelen. Dat delen is belangrijk in het verbinden. Ik zie vaak een rem op dat delen.'

Waar komt die rem vandaan?
'Het zit vaak in angst. Angst om niet begrepen te worden, om niet geliefd te zijn, om niet bij de groep te horen. Als je je zo gedraagt blijft er vaak een afkooksel van jezelf over. Je bent geliefd door wat de anderen van je verwachten en verlangen, maar niet om wie je werkelijk bent.'

Waar zijn we dan eigenlijk naar op zoek?
'Eenzaamheid en je niet kunnen verbinden met anderen is één van de grootste oorzaken van depressie. "Ik word niet begrepen." "Luister eens naar mij!" Ik heb een tijdje geleden een afscheidsbrief gelezen van een meisje dat zelfmoord pleegde. Daarin stond: "Niemand begrijpt mij." Niemand die echt verbinding had gemaakt en haar erkenning had gegeven! Mensen staan klaar met goed bedoelde adviezen, maar dat is vaak niet voldoende. Je hebt iemand nodig die zegt: "Ik kan geen pasklaar antwoord geven, maar ik wil wel met u een weg afleggen."'

Valse veiligheid
Is er eigenlijk veel angst onder jongeren?
'Er is veel angst. Angst om gepest te worden, om buiten de norm te vallen. Jongeren leven zeer sterk op eilandjes. Het draagvlak van een familie, een gezin, buren, de scouts... de ankers die vroeger gegeven werden, ook al waren die niet altijd even positief, die vallen beetje voor beetje steeds meer weg. Er is ontzettend veel beïnvloeding en dus ook angst. Niet mogen zijn wie je eigenlijk bent. Dat doet jongeren vaak wankelen.'

Hoe moeten we die eilandjes concreet zien?
'Jongeren die zich vaak niet begrepen voelen gaan enorme eigen werelden creëren. En daar zijn alle mogelijkheden voor in deze tijd. Ik trek mij terug alleen op mijn kamer en ik zoek daar mijn eigen wereld. Zoals een moeder mij vertelde: "Mijn zoon zit 's avonds 4 of 5 uur op zijn kamer, games te spelen. Ik heb geen contact meer met hem." Jongeren gaan letterlijk uit verbinding met de wereld. Ze hebben even het gevoel dat die virtuele wereld hun wereld is, maar het is valse veiligheid.'

Valse veiligheid. Dat klinkt uitgesproken. Wat is er zo vals aan die wereld?
'Omdat hun eenzaamheid opgevuld wordt door iets virtueels, iets wat die binnenkant, die binnenwereld niet voedt. Die eenzaamheid wordt even verdrongen, niets meer. Maar die eenzaamheid heeft verbinding nodig. Ik ben niet tegen die virtuele communicatie zoals internet en sociale media, maar dat alleen mag niet jouw wereld worden. Er bestaat zoveel verdieping daarnaast. Ik hoor vaak jongeren zeggen: "Ik zit veel in die virtuele wereld, maar als het echt over mezelf gaat dan weet ik niet wie ik moet bellen." Sociale netwerksites hebben hun functie. Het is een vorm van communicatie, maar het blijft oppervlakkig. Eenzaamheid wordt daarmee niet opgelost.'

Lut Celie: 'Gisteren zat hier een jong meisje van 22 met haar vriend. Met die gast heeft ze al een relatie sinds haar 15e. Ze zegt tegen hem: "Ik heb het gevoel dat je me niet begrijpt. Ik voel mij alleen staan." Die vriend zegt tegen haar: "Ik ken je al 7 jaar. Ik kan toch wel weten hoe je bent, ik begrijp je volledig, ik zorg al zo lang voor je." Zoals ouders ook vaak doen tegen hun kinderen: "Ik hou wel van je!" En toch voelt dat kind het niet. Die gast heeft inderdaad het gevoel dat hij al 7 jaar voor haar zorgt, op zijn manier. En toch blijft zij met een gevoel achter: Ik word niet begrepen. Hoe komt dat? Wat zorgt ervoor dat die ouder uit verbinding raakt met dat kind.'

Wat kan die jongen anders doen om toch terug die verbinding te maken met zijn lief?
'Vragen stellen, open staan. "Hoe komt het dat je je niet begrepen voelt? Wat kan ik doen zodat jij je meer begrepen gaat voelen? Daar wil ik aan werken." Misschien heeft zij een verandering ondergaan, een ontwikkeling, wat uiteraard heel menselijk is. Hij moet haar opnieuw ontdekken. Door vragen te stellen en niet ervan uitgaan dat hij haar van haver tot gort kent.'
Echtscheidingen en verwachtingen

Hoe belangrijk zijn ouders in de verbinding die jongeren kunnen maken?
'Ouders zijn zeer belangrijk omdat zij hechtingsfiguren zijn. Daarom zijn zij belangrijk om erkenning te krijgen. We zetten ons enorm tegen hen af. Maar om uiteindelijk te worden wie je bent als jongere is het belangrijk om een compliment te krijgen. "Je bent zo goed bezig!" Een jongere mag zichzelf worden. Dat is erg belangrijk. Alles dobbert, het wordt steeds onveiliger. Ouders gaan uit elkaar, echtscheiding, verwarring alom. Daarom is een identiteit ontwikkelen zo belangrijk.'

Echtscheidingen worden vaak gezien als slecht voor jongeren. Is dat werkelijk zo?
'1 op de 3 jongeren komt rechtstreeks in aanraking met scheidingen, omdat hun eigen ouders uit elkaar gaan. Veel jongeren kunnen daardoor moeilijk verbindingen aangaan. Met hun lief en met andere jongeren. Ze redeneren: Het kan morgen al gedaan zijn, misschien volgend jaar, dus waarom zou ik er zo veel aandacht aan besteden? En waarom zijn mijn ouders uit elkaar? Weet ik niet, ze kwamen gewoon niet meer goed overeen. Het kan mij ook wel overkomen.
              Een scheiding is sowieso een ingrijpende gebeurtenis, waardoor het fundament wankelt. Wat heel erg belangrijk is, is dat veiligheid en vertrouwen, die normaal gezien bij die hechtingsfiguren liggen, hersteld worden. Ik zeg niet: scheiden is traumatiserend. Scheiden is een ingrijpende gebeurtenis die ook bij jongeren veel zorg en aandacht vergt om te herstellen.'

Tot slot: welke rol spelen verwachtingen?
'De druk die jongeren wordt opgelegd kan erg groot zijn. Vaak horen verwachtingen niet bij de jongere. Veel ouders hebben die verwachtingen, die vaak niet reëel zijn. Dat kan een jongere enorm onder druk zetten. Sommigen kunnen niet onmiddellijk aansluiten op de Hogeschool of universiteit, gewoon omdat ze op zijn. Vergeet ook de druk van de school niet. Het prestige gericht zijn van de scholen is zeker gestegen. Veel scholen, ook middelbare, klagen dat ze niet extra aandacht kunnen geven, want ze moeten het lesprogramma afkrijgen. Leer die gasten ook andere dingen, over vriendschap, over iets dat gebeurt in de media, iets dat bij jongeren leeft. Gewoon samen iets delen.'

woensdag 30 mei 2012

Expositie Gevaarlijk Jong: Het gevaar komt van jongeren

Dreiging als spiegelbeeld

Gevaarlijk Jong: gevaar voor jongeren, gevaar van jongeren voor anderen. Hoe zien kunstenaars deze dreiging? En waar komt de angst vandaan? Van buiten of uit onszelf?

Door Dominique Verschuren

Hoe verleidelijk staat ze daar in haar korte jurkje? Uitdagend in dat tropische decor, wiegend met haar heupen, een leeftijd amper uitgedrukt in dubbele cijfers. Hoeveel betaal je voor d'r? En wat houdt jou op een afstand: haar felle, intimiderende ogen of de revolver in haar rechterhand?

Ronald Ophuis schilderde dit meisje enkele jaren geleden. Hij velt geen oordeel, hij registreert. De kindsoldaat is een van de jongeren die de tentoonstelling Gevaarlijk Jong bevolken. Een expositie in het Gentse Museum Dr. Guislain over het kind in gevaar en het kind als een gevaar. Hoe gaan volwassenen om met die dunne scheidslijn? Tientallen kunstenaars uit de laatste tweehonderd jaar keken voor ons en legden hun visie vast.

De makers van de expositie, die gehuisvest is in een voormalige psychiatrische instelling, willen de bezoekers meegeven wat er omgaat in een kind. Met de retorische vraag: Bent u nooit kind geweest? Patrick Allegaert, artistiek directeur van het museum Dr. Guislain: "Ik denk dat kunstenaars, zeker die met kinderen en jeugdcultuur bezig zijn, proberen zo goed mogelijk te veruitwendigen wat er binnen zo'n kind echt leeft. Dat zij de ogen van andere volwassenen openen door te zeggen: kijk eens daarnaar. Ook thema's die volwassenen wel herkennen, maar die zij geschrapt hebben of vergeten zijn. 'Hoe voelde ik mij, hoe was ik toen ik zes of acht of vijftien jaar was.' Dat schuiven veel volwassenen van zich af."

Het ideologische programma

Het meest merkwaardige is de verhouding tussen haar gezicht en de rest van het lichaam. Of eigenlijk: hoe haar gezicht eruit ziet. Een dikke laag make-up maakt een masker dat lijkt op een vrouw van een jaar of dertig. Het lichaampje is vaak niet ouder dan acht, negen jaar. Of nog jonger. De kinderen worden 'geseksualiseerd': ze hebben hun onschuld verloren. Een onschuld dat is weggeborgen achter een pose die je terugvindt in een mannenblad.

Door een portret te maken van jonge Barbies maakte fotografe Susan Anderson een portret van een ideologisch programma. Allegaert: "Volwassen verwachtingen van het kind worden vaak ideologisch ingekleurd. Dat maakt een echte ontmoeting tussen kind en volwassene extra moeilijk, omdat men vanuit een bepaalde bril iets van dat kind verwacht. Als dat kind niet aan die verwachting beantwoordt dan vinden we dat problematisch."

Ruud van Empel assembleerde een schoolfoto van allemaal dezelfde kinderen. Niet letterlijk dezelfde, maar wel zijn ze allemaal gekidnapt in hetzelfde keurslijf. Ze zien er onschuldig uit, op zo'n steriele manier dat hun eigenheid, de persoonlijkheid van hun ziel, is uitgegumd. Allegaert: "Vanuit ons ideologisch geprogrammeerd kijken naar kinderen en jongeren worden zoveel mogelijkheden tot echte ontmoeting in de kiem gesmoord." Hoewel jongeren een halve eeuw geleden hun eigen cultuur opeisten en ze meer zijn dan aangekondigde volwassenen, is er in al die eeuwen niet zo gek veel veranderd. Allegaert: "Vroeger moesten kinderen braaf zijn. Het woordje 'braaf' kom je niet zo snel meer tegen, maar het ideologische programma is meer dan ooit tevoren aanwezig."

Uitzichtloos was hun toekomst. De Borinage was de hel op aarde en maakte van kinderen arbeiders in een miniatuur uniform. Wij noemen het nu kindermishandeling. Maar dat is niet het volledige verhaal. Arbeid, zij het gereguleerd, gaf jongeren een gevoel van zelfredzaamheid, verantwoordelijkheidszin en eigenwaarde. Een andere ontwikkeling dan school, maar daardoor niet minder ontwikkeling. Of je hier kan spreken van een ideologisch programma is niet de belangrijkste vraag. Interessanter is om van de neerslachtige kinderhoofden in de schamele Waalse huizen een sprong te maken van honderd jaar naar de uitgedoste, levende Barbiepoppen. Een wereld van verschil. Nederigheid naast narcistisch exhibitionisme, maar in beide gevallen een gevaar voor de kinderen. In beide gevallen ook een gevaar opgelegd door volwassenen. Is het pure mishandeling? Op z'n minst: de ultieme de ontkenning van het kind-zijn.

Maar wat is dat eigenlijk, kind-zijn? Kunnen wij, volwassenen, dat ervaren?

'Het beste werk dat ik ooit gemaakt heb, was als kind van zes.'

Kunnen volwassenen jongeren vatten op canvas? Kunnen wij kinderen zien op een foto? Is hun mysterie te bezweren? Of zijn ze ons altijd te slim af?

Filosoof Jean-Jacques Rousseau pleitte in Emile ou de l'education ervoor het kind zoveel mogelijk kind te laten zijn. De mens was ethisch goed geboren, de natuur was superieur. Laat kinderen zolang mogelijk drijven op hun instinct voordat ze het harnas van de ratio aangemeten krijgen. Laat jongeren zo lang mogelijk vrij. De kinderjaren waren ons, volwassenen, onbekend en dat terwijl onderzoekers juist een beroep doen op volwassenen om iets te weten te komen over jongeren. Dixit Rousseau.

Allegaert: "In de vraag 'Kunnen wij kinderen begrijpen?' zit bijna een ingebakken 'nee'. En toch moeten we de kloof overbruggen. We zitten er ver vanaf en tegelijkertijd is het voor ons deugdzaam om de kindertijd niet te vergeten."






Patrick Allegaert
Is identificatie met jongeren mogelijk of moeten wij een kloof vol onbegrip aanvaarden? Er was een tijd waarin die kloof kleiner leek, de periode na de Tweede Wereldoorlog toen de fantasie de overhand nam en de verbeelding een gooi deed naar de macht. Lucebert en de Ijslander Erró kiezen niet alleen de kant van de jongere, zij geven in hun vorm het kind een podium. Allegaert: "Het was een soort emancipatie van het kind. Kunstenaars die niet alleen het kinderlijke in zichzelf opzochten, maar die ook die kindertijd cultureel voor vol verklaarden. Dat is iets. Paul Klee zei ooit: 'Het beste werk dat ik ooit gemaakt heb, was als kind van zes.' Hij maakt daar echt een statement mee." Keith Haring, de twee penissen die als spaghettislierten in elkaar overgaan, is puur puberaal.

Maar op deze periode na bestaat de collectie van Gevaarlijk Jong vooral uit commentaar op kinderen en jongeren. En hiermee wordt meteen een bres geslagen. In de negentiende, begin twintigste eeuw kijken we met de kunstenaar vaak neer op de jongeren die in instellingen zitten of verpauperd zijn in de nijverheidsindustrie. We zien pedagogische voorbeelden van hoe het moet: ideologische programmering, vaak afstandelijk, vaak klinisch. Vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw worden jongeren op een andere manier geportretteerd. Ze worden een bron van gevaar. Een gevaar voor ons, de aangesproken toeschouwer.


Jongeren in een mateloze tijd

Een timmerman ontwijkt de persoon door wie hij obsessief gefascineerd is: een jongen van zestien. Loerend door kleine raampjes houdt hij de knaap voortdurend in de gaten. Breekt in in zijn kamer, maar wilt hem aanvankelijk niet onder ogen komen. Waarom? Wat houdt hem in zijn greep? Het is het verhaal van Le Fils, de film van de gebroeders Dardenne. Niet te vinden in de expositie, maar er voor gemaakt, zo lijkt. De jongen blijkt de moordenaar van de zoon van de timmerman.

Jongeren als gevaar voor volwassenen in een mateloze tijd. Excessen in een tijd van verandering. Allegaert: "Neem Sergey Bratkov. De Glue Sniffers. Je ziet een samenleving, het post-Sovjettijdperk, waarin het communistisch en pedagogisch ideaalbeeld niet meer werkt. Het rokende meisje: die ontrafeling van communistische idealen en de omarming van westerse kledij en seksuele geladen poses bij jonge kinderen. Dat is een commentaar op hoe snel de klassieke communistische samenleving het roer helemaal heeft omgedraaid en mensen zo'n verlangen hebben naar dit soort seksualisering."

Seksualisering op een leeftijd waarin dat moreel voor ons onaanvaardbaar is schreeuwt om een reactie. Dit commentaar stormt van alle kanten op je af in de expositie. Maar waarin schuilt dit gevaar precies? In de pose van de jongeren, in de mening van de kunstenaar of... in onszelf? Wat wekt de weerzin op? Gevaarlijk Jong is gemakkelijk af te doen als een eindeloos reeks excessen die je hier nooit om de hoek van de straat zult tegenkomen. Allegaert: "Kunstenaars, maar ook journalisten werken graag met straffe voorbeelden. In die zin toon je een uitzonderlijk segment. Maar tegelijkertijd staan ze symbool voor onze samenleving. Kunstenaars zijn op zoek naar confrontatie. We werken bij de gratie van het contrast, om te appelleren aan de eigen onzekerheden van de toeschouwer. Maar de tentoonstelling is ook een commentaar op de jongerencultuur. Je ziet de verhevigde cultuur op een meer afgevlakte manier zeker wel gedragen worden door veel jongeren."

De discussie hangt aan de muur

Vrijheid in deze bandeloze samenleving is een illusie. Volwassenen dicteren nog altijd hun ideologische programmering aan jongeren. Al hebben ze mijlen voorsprong in hun eigen virtuele wereld, toch ontkomen tieners in de alledaagse realiteit niet aan onwezenlijke verwachtingen van ouderen. Allegaert: "Tolerantie ten aanzien van alles wat anders is neemt in onze samenleving af. Zo ook naar het kind. We proberen er oplossingen voor te bedenken, hokjes, etiketten zoals adhd of autisme, omdat het allemaal perfect moet zijn. En als je dat ziet, denk je: Oh nee, dat is toch niet wat we willen? En toch, het 'psychiatriseren', het medicaliseren, meer en meer de neiging hebben om iedereen in hokjes te plaatsen en er experts op af te sturen, zeer jonge kinderen pillen geven, terwijl we op het vlak van de hersenen niet weten hoe die zich ontwikkelen... We gaan maar door. Hoe gezond is het dat de geneeskunde alle kwaaltjes oplost?"

In welke mate is de expo Gevaarlijk Jong een registratie van onze eigen onmetelijke ontkenning? De angst die wij voor het kind hebben, is dat niet eigenlijk angst voor wat wij het kind willen opleggen? Allegaert: "Ik zie verbeeld op deze tentoonstelling wat als dreigend wordt ervaren. Poses zijn voor heel veel volwassenen dreigend, de seksualisering van jonge kinderen. Men wordt geconfronteerd met onze consumptiemaatschappij. Die consumptiemaatschappij is nu eigenlijk ook zeer jonge kinderen aan het seksualiseren. Men herkent het als onze samenleving. Het is onze samenleving op en top en tegelijkertijd willen we er afstand van nemen. En dat zijn vooral de recentere beelden op Gevaarlijk Jong: beelden die toeschouwers terugwerpen op eigen evidentie maar waar je ook meteen de reflex op hebt: dit mag het toch eigenlijk niet zijn!"

Dreiging als spiegelbeeld. Oog in oog met het kunstwerk zien wij niet alleen het gevaar van lonkende sekssymbolen van amper tien jaar met een sigaret tussen de lippen, tot leven gewekte Barbiepoppen van vier, of een tropisch meisje dat ons doordringend aanstaart met een revolver in haar hand. Nee, de dreiging komt evenzeer ergens anders vandaan dan van het object op de foto. De portrettering, het commentaar op wat we zien, het is onze waarheid die hangt en staat in het Museum Dr. Guislain. Zo zien wij jongeren vandaag de dag. We zien ze in een maatschappelijke context die ook wij mede hebben mogelijk gemaakt. De discussie hangt aan de muur. Op deze tentoonstelling worden wij geconfronteerd met onszelf. Oprecht trots zijn we dat kinderarbeid in de oude vorm verjaagd is of ingekapseld in wettelijke arbeidsovereenkomsten, maar daar staat tegenover dat de beeldcultuur de jongste jongeren uitnodigt om zich te spiegelen aan het perfecte plaatje. En een teveel aan perfectie wordt vanzelf onbehaaglijk. Want tegenover wie verantwoorden wij deze beelden? Tegenover de volgende generatie? De generatie die ons in het gezicht aankijkt en ons schrik aanjaagt.


Ps: de opmerkzame lezer had het vast al door: ik spreek voortdurend over 'wij', de volwassenen. Tijdens het wandelen langs de tentoonstelling blijf je op een afstand toeschouwer van een andere wereld. Een wereld die wij allemaal ooit hebben meegemaakt maar zijn verloren. We waren ons er te weinig van bewust hoe tijdelijk het was om jong te zijn. Of we hebben onze redenen om het te verdringen. Soms, op onoplettende momenten (als anderen niet kijken) flikkert die wereld even op om zich daarna weer terug te trekken diep in een spelonk waar je net zo min bij kunt als een woord dat brandt op het puntje van je tong maar dat zich maar niet wilt ontrollen. Het maakt de ontmoeting tussen kind en volwassene er niet gemakkelijker op. En dus boeiender.

 

vrijdag 20 januari 2012

Psychotherapeut Wilfried van Craen vertelt over fake bij jongeren

“Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch”

Als we om ons heen kijken, zien we veel nep. Maar ook als we een blik naar binnen werpen, is niet alles zoals het lijkt. Waarom zeggen we vaak ‘ja’ als we iets niet willen? Hoe worden we meer onszelf? Psychotherapeut Wilfried van Craen legt het uit. Een interview over stille jongeren in een flashy wereld, de angst voor afwijzing en dominante meisjes.

Door Dominique Verschuren

U bent psychotherapeut. Komt u veel in contact met jongeren?
Wilfried van Craen: “Ik geef assertiviteitstrainingen aan jongeren. Dat komt neer op het volgende: hoe kan ik mezelf zekerder gedragen in bepaalde situaties. Je ziet vaak het verschil tussen het plaatje waar jongeren hun gedrag aan moet beantwoorden en de realiteit die niet beantwoordt aan dat plaatje. Eén van de eerste dingen die ik probeer duidelijk te maken is dat je niet hoeft te beantwoorden aan het plaatje.”

Het plaatje?
Van Craen: “Als je tegenwoordig de televisie aanzet, zie je sociaalvaardige, extraverte, praatvlotte, alerte, scherpe mensen die met een kwinkslag de humor in het gesprek brengen. Zij vormen vaak het modelgedrag. Zo hoor je te zijn, volgens de maatschappij. Extravert: je moet vlot zijn, rad van tong. Grappig, gevat. Dat is de norm. Je moet flashy zijn. In mijn praktijk kom ik introverte jongeren tegen, die meer in zichzelf gekeerd zijn. En die denken dan dat ze abnormaal zijn. ‘Dit klopt niet aan mij, ik moet dat veranderen’, zeggen ze dan. De norm in de samenleving is momenteel extraversie. Ik vind niet dat mensen daar per se aan moeten beantwoorden. Dus het eerste wat ik wil duidelijk maken is dat ze niet per se zo’n vlotte, snedige extraverte figuur hoeven te worden.”

Waarom hoeft dat niet?
Van Craen: “Waarom zou je niet een beetje authenticiteit bewaren? Wat is er fout met mensen die wat bedachtzaam zijn, wat stiller zijn, die wat minder vlot contacten leggen? Dat heeft ook zo zijn voordelen.”

Moet een mens juist niet communiceren met anderen?
Van Craen: “Dat is natuurlijk waar het hem om draait. Als je het zelf ervaart als een communicatieprobleem, als je zelf anders zou willen zijn, maar je weet niet hoe, dan kun je in zo’n training die vaardigheden leren. Zoals: hoe knoop ik gesprekken aan, hoe zet je die voort? Hoe reageer je met improvisatie op bepaalde situaties? Een persoon kan zeggen: ‘Eigenlijk hoeft dat niet echt voor mij. Ik ben gewoon een stil iemand. Dat is eigenlijk oké, ook al merk ik dat dat niet de norm is.’ Dan heb ik niet de neiging om van die stille persoon een extravert iemand te maken. Maar als die persoon zegt: ‘Ik zou me anders willen gedragen. Er is een verschil tussen hoe ik mij gedraag en hoe ik me zou willen gedragen’, dan is er een probleem. Dan is er een verschil tussen wat je doet en wat je zou willen doen. Dat moet dan aangepakt worden. Maar er zijn een heleboel rustige jongeren die niet de behoefte hebben om per se de toffe uit te hangen. En dat is prima. Die moeten daar ook in gesteund worden. Die steken hun energie in een hele hoop andere dingen. Dat is ook waardevol.”

Maar heb je als extraverte jongere niet meer mogelijkheden? Op de arbeidsmarkt, in de liefde?
Van Craen: “In onze maatschappij vaak wel, al wordt het flashy gedrag van de extraverten ook vaak wel doorprikt. Trouwens, talent en menselijke waarden komen toch altijd bovendrijven. Ik kan me prima voorstellen dat iemand die introvert is, een kei kan zijn in informatica. Of in literatuur, omdat hij of zij heel veel leest. Of heel sociaal en meelevend kan zijn.

Zien en gezien worden

Van Craen: “Het plaatje dat jongeren hebben is vaak een opgefokt plaatje dat ze van de media krijgen. Je moet je zus en zo gedragen. Ik probeer ze altijd te stimuleren om bij zichzelf te denken: wat vind ik belangrijk? Is het voor mij belangrijk om die gadgets aan te schaffen? Is het belangrijk om een Mini Cooper te hebben om mee te zijn? Is het belangrijk voor mij om per se modekleding te dragen? Als ze zeggen ‘ja’, dan is dat oké. Prima. Als ze zeggen: ‘Eigenlijk niet, want ik steek daar veel tijd en geld in en eigenlijk vind ik andere dingen belangrijker’, dan is het de moeite waard om die andere jongeren te steunen in gedrag dat afwijkt van de norm.”

Is de invloed van de media – radio, televisie, internet - werkelijk zo groot als beweerd wordt?
Van Craen: “Jongeren apen veel mediapersonen na. Zij mogen de columns schrijven in kranten en tijdschriften. Iemand die goed schrijft is niet het criterium om een column te schrijven, je moet een BV zijn. Dus er is nogal wat invloed van die BV’s. Jongeren zoeken naar wat ze waard zijn. Ze zoeken naar erkenning. Dat is een heel menselijk gegeven. Milan Kundera, een Tsjechische schrijver en filosoof (Ondraaglijke lichtheid van het bestaan, red.) heeft ooit het volgende gezegd: ‘Stel: je mag een avondje doorbrengen met jouw idool, neem nu Brad Pitt of Angelina Jolie, maar je moet kiezen.  Of je mag dat privé doen, onder vier ogen, zonder dat iemand daar iets van weet. Of je mag met haar of hem gezien worden in de stad in publieke gelegenheden. Iedereen zal zeggen dat hij voor het eerste kiest, maar in werkelijkheid kiest 90 procent om met haar of hem gezien te worden.’ We zijn namelijk allemaal ontzettend op zoek naar erkenning. En jongeren nog meer dan volwassenen.”

Waarom jongeren meer dan volwassenen?
Van Craen: “Jongeren weten nog niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat zij hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een of andere sport of een hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hun denken.”

Angst voor afwijzing

Van Craen: “Eén van de opdrachten die ik jongeren op de assertiviteitstrainingen geef is ze laten turven hoe vaak ze tegen zichzelf zeggen: ‘Ze zullen denken, dubbele punt…’ Denken te weten wat anderen van je denken, is een favoriete activiteit in de bovenkamer van jongeren. Er is heel wat angst voor afwijzing. Dat is toch wel zonde van de energie, want afwijzing gebeurt vaker niet dan wel. En als het gebeurt, is het niet zo erg. Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch.“

Het kan wel doorwerken.
Van Craen: “Natuurlijk kan het doorwerken, maar daar leren we van. Mensen hebben zo’n angst voor afwijzing dat ze vermijdingsgedrag gaan vertonen. Ze laten dingen die ze eigenlijk wel zouden willen doen. Of zeggen niet wat ze denken.  Enkel en alleen om niet afgewezen te worden. En omgekeerd: ze doen dingen die ze eigenlijk niet belangrijk vinden. Fake-gedrag. Ik weet dat het heel erg moeilijk is en veel moed vraagt, maar toch zou ik de jongeren aanraden om eens te durven een afwijzing te riskeren. Ik noem dat springen in de cursus. Spring eens en neem risico’s: doe eens andere kleren aan. Zeg eens wat je echt vindt. Bij dat “springen” kunnen je drie dingen overkomen: ofwel volgt er geen afwijzing. Dat gebeurt meestal. Of je krijgt wel die afwijzing in de mate waarin je dat had gedacht. Of het is erger dan je had gedacht. In die twee laatste gevallen leer je: ik ben nu afgewezen geworden. Dat was vervelend, maar echt traumatisch was het niet. En door de training leer je dan tegen jezelf te zeggen: “Ik weet waarom ik dit doe. Ik vind het zinvol. Ik wil leren stevig in mijn schoenen te staan en niet meer zo bang te zijn van wat anderen denken. Dat is dan een doe-opdracht. Weten is niet voldoende, het gaat om doen. Daar groeien jongeren van. Ze krijgen meer congruentie…”

Wat is dat, congruentie?
Van Craen: “Dat betekent dat de binnenkant, dat wat jongeren denken, voelen en vinden, en de buitenkant, hoe ze handelen, dat die twee meer samenvallen. Eerst waren die dikwijls verschillend en nu vallen ze meer samen. Discongruentie is het tegenovergestelde: Je denkt en voelt ‘neen’ maar je zegt ‘ja’.”

Waarom faken jongeren hun gedrag? Waarom doen ze iets, terwijl ze het eigenlijk diep van binnen niet willen?
Van Craen: “Ik denk vooral omdat ze op zoek zijn naar erkenning. Dat kan komen door een negatief zelfbeeld: als ik mij toon zoals ik ben, ben ik niet interessant. Dus moet ik een beetje faken, moet ik een personage naar voren brengen om interessant over te komen, dat respect afdwingt.”

Is het erg dat je je anders voordoet dan je eigenlijk bent?
Van Craen: “Nee, op zich niet. Zolang het van de situatie afhangt en tijdelijk is en je je bewust bent van dat fake-gedrag. Maar het is wel belangrijk dat je het ook af en toe laat. Af en toe een risico nemen. Je moet ook geen plaatsvervangend leven gaan leiden in jouw fake-wereld. Voor je het weet vervreemd je niet alleen van jezelf maar ook van de wereld om je heen.”

Als we het hebben over faken, praten we ook over meelopen met de rest. Is er een mogelijkheid om daaraan te ontsnappen zonder uitgesloten te worden?
Van Craen: “Door een sterke persoonlijkheid te zijn. Dat beslis je wel niet van vandaag op morgen. Zeker niet als je 15 bent. Als je 15 bent, wil je er alleen maar bijhoren. Er zijn uitzonderingen die zeggen: ‘De rest kan de pot op. Dit is wat ik denk, dit is wat ik voel en dit is wat ik wil.’ Maar in plaats van afgewezen te worden, worden die uitzonderingen vaak enorm gewaardeerd, omdat ze die authenticiteit durven te tonen. Ze durven te tonen wie ze echt zijn.”

Is er een verschil tussen het fake-gedrag van volwassenen en jongeren?
Van Craen: “Volwassenen doen het meer met statussymbolen, zoals auto’s en kleding… ‘Zie mij eens: geslaagd, carrière gemaakt’. Bij jongeren zie je meer het zelfde taalgebruik opduiken, zelfde onderwerpen belangrijk vinden, televisieprogramma’s… Merkkleding is minder belangrijk geworden de laatste jaren, is mijn indruk, terwijl de voorschriften voor stijl van haar en kleding er niet minder streng op geworden zijn. Maar belangrijker dan dat verschil vind ik dat volwassenen meer hebben om op terug te vallen, als ze besluiten te stoppen met hun fake-gedrag. Ze hebben al wat ervaring opgedaan, ze weten wat ze waard zijn. Voor volwassenen zijn er dus ook minder verzachtende omstandigheden om niet te stoppen met faken.”

Wanneer komt dat omslagpunt?
Van Craen: “Ik denk dat het heel veel te maken heeft met basisbehoeften. Als je je goed in je vel voelt, je hebt een fijne relatie. Je doet dingen die jij belangrijk vind, zoals studies, hobby’s en sport. Als je een gevoel van zelfwaarde begint te kweken. Daarom is het zo belangrijk om ervaringen op te doen. Vakantiewerk, vrijwilligerswerk, jeugdbeweging, alleen op vakantie gaan, de wereld ontdekken, dingen doen waar je goed in bent. Verder durven kijken dan je leeftijdsgroep. Bijvoorbeeld als je gegrepen wordt door dieren, engageer je dan met een organisatie die zich daar mee bezighoudt. Ook al is dat niet ‘cool’ volgens je leeftijdsgenoten, doe het omdat jij het wijs vindt. Op die manier word je congruent en dus ook een krachtige persoonlijkheid.”

Jongens zijn de weg kwijt

Van Craen: “Het gedrag van de jongeren van nu is totaal anders dan dat van 30 jaar geleden. Een jongere van nu is voortdurend met de informatiemedia bezig. Die is aan het sms’en, die komt thuis en zit op internet. Dat alleen al is een ongelooflijk verschil. Daarnaast worden jongeren ook ernstig genomen. Vroeger niet. Je had toen geen overgangsfase van jongere naar volwassene. Nu hebben jongeren hun eigen cultuur, hun eigen taal, hun eigen wereld. Jongeren zijn nu ontzettend sociaalvaardig, maar op een andere manier dan vroeger. Ze kunnen contacten leggen via internet. Ze beweren dat ze 634 vrienden hebben. Is dat beter of slechter? Dat is een absurde vraag. Het is wat het is, dat kun je niet veranderen.”

634 vrienden. Is dat niet faker dan vijf vrienden?
Van Craen: “Nee, dat denk ik niet. Ik denk niet dat er meer fake is op dit ogenblik. Integendeel. Ik merk dat jongeren veel assertiever zijn dan vroeger. Veel mondiger, vooral de meisjes.”

Hoe komt dat?
Van Craen: “Dat komt vooral door internet, maar ook door de seksuele revolutie. Als je nu ziet hoe een meisje haar armen rond een jongen zwaait en hem een tongzoen draait, dat was onmogelijk 20 jaar geleden! Initiatief nemen deed je als meisje toen niet. In die zin is het ontzettend veranderd. De jongens zijn hun repertoire kwijt. Hoe moeten zij nog reageren op die actieve, initiatief nemende, dominante meisjes. De jongens hebben geen gedrag om op terug te vallen. Het macho-gedrag wordt vaak al opgeëist door de meisjes.”

Jongens zijn de weg kwijt?
Van Craen: “Bij de meisjes is er nu veel meer congruentie dan vroeger: als ze een leuke jongen zien zeggen ze: ‘ik vind dit een lekker stuk’ en ze stappen erop af. Bij de jongens is er veel meer angst: hoe reageer ik daar op? Ten eerste naar dat meisje toe. Ten tweede naar de achterban: laat je je zo maar inpakken door een meisje? Wat zullen je vrienden wel niet zeggen. Dat is niet eenvoudig. Jongens weten niet meer hoe ze zich moeten gedragen.”

Hoe ziet u die toekomst?
Van Craen: “Ik heb geen glazen bol. Het kan positief zijn. Meisjes hebben altijd in de schaduw geleefd en nu treden ze daar uit. Dat is een goede zaak. Het is aan de jongens om een nieuwe mannelijkheid uit te vinden. Dat is niet aan oude knarren zoals ik om dat voor te schrijven. Maar het is wel bezig, het wordt alsmaar beter, denk ik.”

Waaraan kunnen we die verbetering zien?
Van Craen: “Er zijn jongens die aan het afstappen zijn van dat stereotype machogedrag. Die veel gevoeliger zijn en dat ook uiten. Ook hun kwetsbaarheid durven te tonen en uit te spreken. Het grote verschil met vroeger is, dat je niet meer kunt leunen tegen een muur van “het juiste”. Je moet zelf experimenteren en zelf het evenwicht zoeken. Dat maakt het juist zo boeiend.”