Vertrouwen, daar gaat het onderzoek Connected over. Zoals bij ieder onderzoek houdt dit ook in: hoe vertrouwelijk vullen de jongeren de vragenlijsten in? Dat is niet altijd even gemakkelijk. Sommige resultaten houden de schijn op van sociaal wenselijke antwoorden.
Stoere jongens en eerlijke meisjes?
In het vorige onderzoek van In Petto, Fake, kwam er heel duidelijk een trend naar voren waarin de ondervraagde jongeren de buitenwereld onecht vonden en zichzelf daarentegen op en top authentiek. Natuurlijk is iedereen zelf de norm van zijn of haar perceptie van de werkelijkheid, maar dan nog kun je vraagtekens zetten in welke mate jongeren zichzelf relativeren. Of liever: in hoeverre willen ze - zoekende naar sociale goedkeuring – zich laten kennen naar de buitenwereld? Een voorbeeld is de reactie op de uitspraak: “Ik fake soms door me stoerder voor te doen dan ik in werkelijkheid ben.” Slechts elf procent geeft toe dat wel eens te doen. Meer dan zestig procent beweert daar nooit of amper aan toe te geven.
Jongens lijken meer moeite te hebben om zichzelf een spiegel voor te houden. Onderzoek Fake: “Vooral meisjes geven aan zich niet altijd te gedragen zoals zij zich voelen.” Zijn jongens dan zoveel congruenter met zichzelf? Of ligt het aan iets anders? Zo valt het in het onderzoek Connected op dat meisjes zich eenzamer lijken te voelen dan jongens. Een derde van de jongens antwoordt op de vraag: ‘Voel jij je wel eens eenzaam’ met: ‘nooit’. Dat is drie keer zoveel als de ondervraagde meisjes.
Waar ligt dat aan? Hebben jongens meer vrienden? Hebben jongens minder de behoefte aan een soulmate? Is het biologisch: hebben jongens genetisch nu eenmaal minder last van zulke gevoelens? Of is het sociologisch: durven ze er minder voor uit te komen, bang om gezichtsverlies te lijden? Wordt nog altijd verwacht dat jongens zich sterk en solide opstellen? Lees: geen ruimte voor zwakheden en het tonen van emoties.
Hoe sociaal wenselijke antwoorden vermijden?
Met een onderzoek als Connected stuiten we automatisch op twee lastige factoren: de doelgroep en het onderwerp.
Eigenlijk is het volstrekt logisch dat uitgerekend adolescenten vaker, al dan niet bewust, sociaal wenselijke antwoorden geven. Geen enkele groep is zo op zoek naar bevestiging, het zijn jonge individuen die ergens bij willen horen. Dan is het niet verwonderlijk dat zij antwoorden geven die beter overeenkomen met de sociale norm dan met de werkelijkheid.
Bovendien loop je nog meer het gevaar op sociaal wenselijke antwoorden door de aard van thema’s zoals vertrouwen en eenzaamheid. Uit de brainstorms blijken dit onderwerpen te zijn die niet altijd even gemakkelijk bespreekbaar zijn. TSO’ers zijn geneigd om, na een korte gewenningsperiode, hun ervaringen en gevoelens te delen, maar de leerlingen uit het ASO blinken erin uit problemen te generaliseren (‘iedereen is wel eens eenzaam, niet? …’) of een probleem te projecteren op mensen van buiten de brainstormgroep. Dit geeft ook meteen het beste bewijs van de noodzaak van een onderzoek als Connected.
Sociaal wenselijke antwoorden en gedragingen lijken onvermijdelijk te zijn. Misschien komen niet alle cijfers in het Connected-onderzoek letterlijk overeen met wat de 1761 respondenten durven te denken of te voelen. Maar dit onderzoek zou op z’n minst een prikkel mogen zijn aan intermediairs en andere volwassenen die met jongeren werken of een beleid uitstippelen, om meer en opener aandacht te besteden aan precaire onderwerpen als eenzaamheid en verbondenheid. Deze openheid zou een grote stap betekenen waardoor jongeren zich minder hoeven te verschuilen achter sociaal wenselijke antwoorden.
Bronnen:
Fake. Het onderzoeksrapport, In Petto, april 2010, op: http://www.inpetto-jeugddienst.be/Onzethemas/FAKE/FAKEOnderzoek/tabid/7390/Default.aspx
B. Verstraete, Interuniversitaire Manama-opleiding Jeugdgezondheidszorg. Het sociaal wenselijk antwoorden bij adolescentenenquĂȘtes, 2008, op: http://www.opleiding-jgz.be/eindwerken/bestanden/eindwerk%20B%20Verstraete.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten