zondag 3 juni 2012

Blinde Bram geeft zijn kijk op de Sinksenfoor

‘Ik ben een groot kind dat helemaal van voor af aan begint.’


Het is weer Pinksteren. Dat betekent wekenlang plezier op de Sinksenfoor. Voor de meesten van ons. Maar hoe beleeft een blinde de kermis van Antwerpen? Bram De Rijcke, 35 jaar en zeer slechtziend, geeft zijn visie op de Sinksenfoor.

 

Door Dominique Verschuren



“Als je een goed zicht hebt is de kermis leuk omdat je tegelijk kan kijken en wandelen," legt De Rijcke uit. "Bij mij lukt dat niet. Ik moet mij hard focussen op mijn weg. Daardoor kan ik geen aandacht schenken aan de rest om mij heen. Bij mij is het: wandelen, stoppen, kijken, wandelen, stoppen, kijken... Dat is niet aangenaam en bovendien zeer vermoeiend.”

Voordat het noodlot toesloeg leidde De Rijcke een leven zoals ieder ander: “Ik ben afkomstig uit Zoersel, even buiten Antwerpen. Op 16-jarige leeftijd kwam ik naar Antwerpen. Ingetrokken bij mijn vriendin. Zij was twee jaar ouder en afkomstig uit Oost-Malle. Zij studeerde aan de universiteit voor handelsingenieur. Ikzelf volgde aan de Antwerpse hotelschool de opleiding voor slager, waarna ik snel een job vond.”

Nadat het noodlot hem trof kreeg het begrip ‘aanpassingsvermogen’ voor De Rijcke een totaal nieuwe dimensie. Hij werd ‘zeer slechtziend tot blind’ verklaard. Letterlijk betekent dat in zijn geval: door het rechteroog ziet hij zwart, het linkeroog laat voor dertig procent licht door. Om nog maar te zwijgen van het gebrek aan diepteperspectief.

“Muziek, achtergrondlawaai, flikkerende lichten, de menigte om me heen... Er komt van alles op je af, maar je kan het niet waarnemen. Je moet gaan zoeken waar wat vandaan komt. Het kost mij allemaal meer moeite om het in me op te nemen. Daarnaast moet ik me ook nog concentreren op lopen. Dat kost veel energie.”

Een stom, allesbepalend toeval

Zoals velen onder ons verliefd worden, zo overkwam De Rijcke zijn slechtziendheid. Zomaar. Onaangekondigd en meedogenloos.

Tijdens de feestelijke nacht van 1 januari 2002 vergaapte half Europa zich aan de nieuwe eurobiljetten die aanvoelden als Monopolygeld. In diezelfde nacht viel er in Wilrijk een jongeman van 25 met balkon en al negen meter naar beneden. De Rijcke ontsnapte ternauwernood aan de dood. Zijn leven nam voorgoed een andere wending.

“Het is nieuwjaarsnacht. Met twaalf man zijn wij een feestje aan het bouwen. Tegen drie uur vraag ik aan mijn vriendin om te gaan slapen. Zij antwoordt: we blijven nog even op. Een uur later, om vier uur ’s nachts, gaat de bel. Mijn vriendin pakt de parlofoon maar verstaat niet wie daar beneden iets tegen haar zegt. Ik ga kijken op het balkon en het balkon breekt af. Eerder die dag had ik er nog een lange tijd op gestaan om de kerstverlichting op te ruimen. Ik val negen meter omlaag. Een vriend en mijn vriendin rennen acuut naar beneden. Totdat de ambulance arriveert hebben zij met mij op de stoep gezeten. Mijn gezicht in haar schoot. Het bloed uit mijn mond vegend zodat ik niet zou stikken. De traumatische beelden teisteren nog altijd haar nachtrust."

In het ziekenhuis constateerden de artsen een opendijbeenbreuk, een verbrijzelde knieschijf, een schedelbasisfractuur en een gebroken sleutelbeen. Twee maanden lang lag De Rijcke in een coma. Sindsdien zijn zijn reuk- en smaakzin aangetast. Hij verloor zijn gevoel in de linkerkant van zijn gezicht. Door zijn linkeroor hoort hij niets meer. De schedelbasisfractuur heeft van alles beschadigd in zijn hoofd. Bovendien kan De Rijcke fysiek niet meer huilen. Om het kwartier druppelt hij zijn ogen om uitdroging te voorkomen.

De onverbiddelijke optimist in hem neemt snel de overhand als hij relativeert: “Ik heb het geluk gehad dat ik stapje voor stapje bij bewustzijn ben gekomen. Dan kan je het geleidelijk verwerken. Als je een ongeluk hebt gehad en je wordt de volgende dag wakker dan krijg je de schrik van je leven als je plotsklaps merkt hoe je erbij ligt. Uiteindelijk heb ik een half jaar in het ziekenhuis gelegen. Daarna volgde de lange weg terug. Ik ben nog steeds onderweg.”

Een blinde in de cinema?

Op straat en op de kermis kijken mensen vreemd op als ze een jongeman met een witte stok in de hand zien passeren. Sommigen gezichten verraden nieuwsgierigheid. Anderen kijken De Rijcke aan alsof ze E.T. lijken te herkennen.

“Ik heb daar weinig last van. Ik zie dat letterlijk en figuurlijk amper. Natuurlijk ben ik me daar wel bewust van. Het is ook niet alledaags. Je ziet wel eens een blinde op straat lopen, maar het blijft toch iets ongewoons. Weet je wanneer de mensen raar opkijken? Als ik naar de cinema ga. Daar begrijpen ze niets van: Wat komt iemand met zo’n stok nu in de cinema doen?”

Doordat beelden onze waarneming domineren overschaduwen ze volledig de andere prikkels die op ons afkomen. Ook op de kermis eisen de kleuren en de bewegingen alle aandacht op. We zouden bijna vergeten welke geluidseffecten worden gebruikt om ons zintuigen aan te wakkeren. De Rijcke is de perfecte gids om goedziende mensen door een wazige jungle te leiden.

“Als jij straks dit bandje met al die achtergrondgeluiden afluistert om je artikel uit te tikken, dan pas realiseer jij je hoe het voor mij is om over de kermis te lopen. Je kunt het misschien het beste voorstellen als een duistere omgeving met gigantisch veel mensen. Het is niet volledig zwart maar wel donker. Als op een afgelegen weg zonder lantaarns. Zo weinig licht dat je nauwelijks iets ziet. Bovendien kan je op straat de mensen nog waarschuwen door te tikken met je stok. Hier op de Sinksenfoor lukt dat niet. Het lawaai overstemt alles.”

Verkeerde plaats, verkeerd moment

De kans dat De Rijcke ooit nog zal kunnen zien is nihil. In zijn omgeving voltrok zich een natuurlijk scheiding tussen 'vrienden' en echte vrienden. En hij is verwikkeld in een slepende rechtszaak met zijn voormalige huisbaas.

“Onze verzekering staat tegenover hun verzekering. Zij hebben voor honderd procent goedgekeurd dat het hun fout is. Het is nu een geldkwestie. Ik was slager, verdiende goed. Tel dat maar op: ik heb financieel serieus geleden. Hoe hoog het bedrag wordt weet ik niet precies... Het moet zeker oplopen tot in de honderdduizenden euro’s.”

Ook de relatie met zijn vriendin sneuvelde: “We zijn op tijd uit elkaar gegaan, op vriendschappelijke basis. Ik had mijn energie nodig om te herstellen en me op mijn toekomst te richten. Een vriendin slorpt veel aandacht op. Makkelijk heeft zij het sindsdien niet gehad. Ze voelt zich schuldig omdat zij nog wilde opblijven, terwijl ik liever ging slapen. Ze verwijt zichzelf dat ik door haar met het balkon naar beneden ben gevallen. Bovendien loopt zij nog altijd met traumatische herinneringen rond. Die heeft het lastiger dan ik. Voor mij is het een groot zwart gat; ik weet niets meer van die avond."

Op gezette tijden maalt het in zijn hoofd. Eén vraag staat centraal: Wie denkt aan het begin van de avond dat hem een paar uur later zoiets vreselijks overkomt? “Ik ben gelukkig niet bevattelijk voor depressies, maar zoals iedereen heb ik goede en slechte dagen. Van die dagen dat ik in bed blijf liggen en denk: Verdomme, weer een vervelende dag voor me. Natuurlijk pieker ik met de vraag: Waarom? Verkeerde plaats, verkeerd moment? Een echt antwoord vind je daar nooit op. Ik troost me met de gedachte dat ik me nog dingen kan herinneren van vroeger zodat ik mij een voorstelling kan maken.

De geur van de zee

Weet je wat ik echt mis? De geur van de zee. Die kleine dingen in het leven mis ik toch wel. Eten proef ik niet, maar ik geniet wel van het uitzicht op mijn bord. Aan zo’n culinaire creatie hecht ik meer belang dan aan de smaak. Iedereen is altijd zeer ingetogen als ik kom eten, want ik zeg altijd dat het lekker is."

Buiten een projector om documenten tientallen malen uitvergroot te kunnen lezen vallen twee computers op in zijn appartement. “Vroeger was ik slager, nu werk ik met computers. Nadat ik uit het ziekenhuis kwam ben ik terechtgekomen bij Licht en Liefde. Zij hebben een heropleidingscentrum voor blinden en slechtzienden. Daar ben ik mij nu aan het herscholen. Ik leer nu braille en dactylo. Ik moet mij door mijn handicap opnieuw oriënteren. Ik moet onderzoeken wat mijn mogelijkheden zijn en mijn weg zoeken. Ik ben net een groot kind dat helemaal van voor af aan begint.”

Ondanks zijn handicap schetst De Rijcke voor zichzelf een hoopvol toekomstbeeld. “Weet je wat ik graag zou willen doen? Koken in een daklozencentrum. Dat is een job die ik nog kan uitvoeren en waarvoor je veel waardering terugkrijgt. Ik krijg dan het gevoel dat ik iets nuttigs doe.”


Geen opmerkingen:

Een reactie posten