De kracht van jongerencompetenties
Onderzoeken liegen er niet om: als jongeren een probleem hebben lopen ze amper naar een docent. Liever doen ze een beroep op hun leeftijdgenoten. Scholen hebben daardoor niet altijd even goed zicht op wat er omgaat bij hun leerlingen. Peer education is de oplossing. Jongeren dragen praktische verantwoordelijkheid. De ontwikkeling van hun sociale vaardigheden geeft hen later een voorsprong op de arbeidsmarkt. Maar ook voor de school valt er veel te winnen: meer sociale cohesie en een kortere lijn naar hulpbehoeftige studenten. Peercoaches kunnen een sleutelrol spelen in de relatie tussen de school en haar leerlingen. Welke school is de volgende die investeert in deze vorm van hulpverlening?
Door Dominique Verschuren
Vanaf juni 2012 wekken studenten van het Stedelijk Instituut voor Handel en Ambachten (SIHA) in Antwerpen elkaar. "We hebben overwegend Afrikaanse studenten," legt Steve Daponte uit. Hij is leerlingenbegeleider op de SIHA. "Zij begrijpen niet waarom het zo'n probleem is om vijf minuutjes later te komen." Om de leerlingen op tijd op school te laten komen, experimenteert SIHA met een methode waarbij studenten elkaar stimuleren. Daponte: "Vaak liggen sociale, emotionele of zelfs economische problemen aan de basis. Om de drempel zo laag mogelijk te houden, schakelen we de jongeren zelf in. Een gelijke heeft meer kans om uit te groeien tot een vertrouwenspersoon."
Dit experiment op SIHA is slechts een van de talloze voorbeelden van peerprojecten die op Vlaamse scholen worden georganiseerd. Steeds meer leerkrachten ontdekken de kracht van de gelijkwaardigheid tussen 'peers'. Zowel voor de jongeren als voor de school. Welke voordelen heeft deze vorm van ondersteuning voor scholen?
Tussen gelijken
Peer education kent inmiddels een geschiedenis van ruim vijftig jaar. In de loop van de decennia werd de definitie vlijtig bijgeschaafd. Omdat er zo veel verschillende varianten bestaan, is een eenduidige afbakening niet gemakkelijk te geven. In Petto deed eind jaren negentig een waardevolle poging:
Peer education is een methodiek die voortbouwt op de positieve kracht van de peer group en die door middel van gepaste training of ondersteuning het natuurlijk proces van uitwisselen van waarden, houdingen en informatie tussen peers - in samenwerking met jongeren - wil versterken waardoor jongeren actieve deelnemers worden, eerder dan passieve ontvangers van een boodschap.
Ofwel: een samenwerking of support tussen gelijken (peers) met de daaraan gekoppelde, essentiële gelijkwaardigheid. De peergroup is dit geval: jongeren.
Peer education kent vele alternatieve modellen. Een belangrijk onderscheid is die tussen de formele en informele hulpverlening. Er bestaat een geïnstitutionaliseerde manier van peer education. Na een opleiding van een trainer krijgen jongeren officieel de functie van peercoach. Aan de andere kant van het spectrum vinden we een meer vrijblijvende vorm van peer education. Jongeren werken samen met andere jongeren in een meer informele setting, het is minder opgelegd. Hulpverleners gebruiken vaak de term peer support.
Dit is nog maar de theorie. Verlaat je de boeken en duik je in de praktijk dan vind je talloze varianten. De lijst lijkt eindeloos: monitor, peter of meter, peercoach, mentor, Jeugdadviseur, tutor... Welke nuances er ook zijn te ontdekken, in essentie gaat het altijd om hetzelfde: jongeren ondersteunen andere jongeren.
Jeugdadviseurs
Een bijzondere vorm van peer education is het project Jeugdadviseurs.
Op zoek naar een meer 'outreach' werkende manier van jongerenondersteuning kwam het JAC rond 1991 met een nieuw uitgangpunt: Geef de jongeren zelf een actievere rol. Op papier stond er: "Opleiden van jongeren als schakelfiguren tussen leeftijdsgenoten en de professionele hulpverlening," en: "Bekend maken van het JAC en verlagen van de drempel door jongeren zelf in te schakelen."
Met andere woorden: om jongeren gemakkelijker naar de hulpdiensten te lokken zouden leeftijdsgenoten een kruiwagen kunnen zijn. Jongeren raken immers sneller aangespoord door andere jongeren dan door volwassenen. Mensen uit een andere generatie hadden misschien gelijkaardige ervaringen, maar die vonden plaats in het verleden. Daardoor kunnen tijdloze problemen, zoals liefdesverdriet, sollicitaties, of ongewenste zwangerschap, andere interpretaties krijgen, om nog maar te zwijgen van de morele afweging die verschillende generaties kunnen maken. En wat te denken van het gewijzigde wereldbeeld onder invloed van nieuwe technologieën en communicatiemogelijkheden. Dat kan een extra drempel veroorzaken. Actieve inbreng van jongeren verlaagt die drempel.
Die jongeren vormden niet alleen een veredelde etalage voor de JAC's, maar deze zogenaamde Jeugdadviseurs profileerden zich gaandeweg meer en meer als een eerste aanspreekpunt voor problemen onder jongeren. Toch zijn Jeugdadviseurs geen mini-hulpverleners. Wat zijn ze dan wel?
Cruciaal bij de rol van Jeugdadviseur is het vrijblijvende karakter. Jeugdadviseurs beslissen zelf of ze met een bepaalde situatie binnen hun vriendenkring iets doen, en hoe ze dat doen. De hulp die Jeugdadviseurs geven moet je zoeken in kleine stappen die van grote betekenis kunnen zijn: een schouderklopje of een knuffel, aandacht of een gesprekje, humor om de pijn te verzachten... Als bijvoorbeeld een bepaalde situatie de draagkracht overstijgt dan heeft een Jeugdadviseur altijd de mogelijkheid om zijn of haar grenzen aan te geven. Je kunt moeilijk iemand anders helpen als je jezelf niet honderd procent prettig voelt bij een situatie of een vraag. Onmiddellijk doorverwijzen luidt het devies in zo'n geval.
Vrijblijvend betekent overigens niet: onverschillig. Integendeel. Jeugdadviseurs stellen zich persoonlijk betrokken op. Zij geven zelf een invulling aan de hulp die ze willen bieden. Doordat ze juist heel bewust de afweging maken of ze iemand al dan niet kunnen opvangen, bewijst dat ze heel geconcentreerd zijn op die ander.
De Jeugdadviseur heeft geen voorbeeldfunctie. Vaak zijn het jongeren van zestien, zeventien... jaar. Laat ze vooral zestien, zeventien... zijn. Ook met hun tekortkomingen. Toch zit de kracht van de Jeugdadviseur wel in het feit dat hij of zij anderen feedback kan geven. Ook, of liever, juist door hun persoonlijke ervaringen. Nog meer dan volwassenen zijn jongeren op zoek naar erkenning. Bij gebrek aan een afgeronde studie of carrière zoeken ze die vaak in sport of nemen een voorbeeld aan vrienden. Jeugdadviseurs kunnen daarin een rol spelen door te luisteren naar leeftijdsgenoten en door gedragingen of andere uitingen bespreekbaar te maken. Jeugdadviseurs kunnen hun capaciteiten integreren in hun gedragingen, wetende dat jongeren zich snel spiegelen aan leeftijdgenoten.
Peercoach
Jeugdadviseur is één voorbeeld van peer support. Op scholen vind je verschillende soortgelijke peerprojecten. De meesten daarvan spelen in op de behoeften op en rond de school. De functie die de jongeren bekleden kent vaak een formeler karakter. De jongeren profileren zich naar andere leerlingen, leerkrachten en directie door bijvoorbeeld zichzelf voor te stellen aan het lerarenteam. Ook maken ze een brochure, zijn ze beschikbaar tijdens spreekuren in een daarvoor ingericht lokaal. En er is een postbus.
Deze peercoaches richten zich voornamelijk op schoolgebonden thema's. Ze zoeken zelf naar oplossingen voor de probleemvragen die hen gesteld worden. Ondersteuning vinden ze bij het PMS en de leerlingenbegeleider.
Hoewel de Jeugdadviseurs ook een opleiding krijgen, hebben zij meer bewegingsruimte. Zij zijn meer dan alleen een vraagbaak bij problemen. Jeugdadviseurs vind je ook buiten de schoolcontext. Die vrijetijdsbesteding gebeurt vaak in groep. Zonder zich verplicht te voelen om hun rol uit te oefenen kunnen Jeugdadviseurs, als ze zich geroepen voelen, ook in een groep support bieden. Immers, Jeugdadviseur word je niet; diep in hun hart waren ze dat al en zijn ze dat altijd en overal. Het is aan de Jeugdadviseur in kwestie om te bepalen waar en wanneer hij of zij dat engagement oppakt.
Ondanks de verschillen laten de varianten duidelijk enkele basisovereenkomsten van peer education zien. De jongeren zijn 'hulpverleners in de nulde lijn' . Beide projecten bieden een opleiding aan zodat de jongeren zichzelf en hun capaciteiten ontdekken en beter kunnen anticiperen op wat hen kan overkomen. Ook is er voldoende opvolging voorzien: feedbackmomenten en opvang bij een ingrijpende ervaring. En niet te onderschatten: erkenning van de competentie van de jongeren. Pas als je je meer bewust bent van je eigen talenten en tekortkomingen functioneer je beter als je anderen probeert te ondersteunen.
Baat bij een certificaat
Die bewustwording en bevestiging van de eigen competenties van jongeren speelt een aanzienlijke rol bij peercoaching. Dit is een van de troeven die peerprojecten zo interessant maakt voor scholen. Iedere school streeft er immers naar de meest complete en competente leerlingen af te leveren: weerbaar en bekwaam genoeg om mee te draaien in de 'grotemensenmaatschappij'. Dan spreken we niet alleen over cognitieve competenties. Sociale vaardigheden en een emotioneel evenwicht wegen steeds zwaarder door om een volwaardige bouwsteen te vormen in de samenleving.
Zo'n peerproject versterkt die emotionele en sociale capaciteiten. Jongeren worden bewust van hun competenties. Vaak hebben tieners niet door wat ze allemaal kunnen. Omdat ze bijvoorbeeld nooit de gelegenheid hebben gekregen om hun talenten te manifesteren. Of ze hebben die wel gemanifesteerd, maar ze beseffen niet wat het betekent wat ze doen. Hun talenten zijn zo vanzelfsprekend dat ze erover heen kijken. Of uit onwetendheid weten ze niet hoe ze hun vaardigheden kunnen inzetten voor anderen.
Hoe kun je dat bewustzijn bevorderen? Werken met certificaten helpt. Certificaat Jeugdwegwijzer is zo'n initiatief. Jongeren die het Traject Jeugdwegwijzer succesvol afleggen worden beloond met een certificaat. Dat is het bewijs dat ze acht competenties hebben verworven. De certificering is in het leven geroepen nadat begeleidende leerkrachten, jeugd- en welzijnswerkers veel talent uit hun klassen verloren zagen gaan. Hoewel de jongeren geen diploma haalden, ondervonden hun begeleiders wel hoeveel talent er in hun peercoaches en verantwoordelijke monitoren schuilde. Moet je die potentie verloren laten gaan voor de arbeidsmarkt? Moet je vacatures open laten staan omdat zeer capabele mensen zogezegd niet over de juiste papieren beschikken?
Dit certificaat is een bewijs dat jongeren die weliswaar niet volledig rimpelloos het secundair onderwijs hebben doorgezwommen toch over de nodige vaardigheden beschikken om te concurreren op de arbeidsmarkt. Leerkrachten, jeugd- en welzijnwerkers ijverden gezamenlijk voor de acceptatie van dit overkoepelende certificaat. Door deze brede steun krijgt het attest extra gewicht en de werkzoekende een grotere kans op het sollicitatiegesprek. De bezitter van het Certificaat Jeugdwegwijzer kan aanspraak maken op een waaier aan vaardigheden. Ze zijn peercoach geweest, ze hebben bewezen verantwoordelijkheid te dragen voor leeftijdgenoten, hen te ondersteunen, ze beschikken over communicatieve vaardigheden en een empathische gave. Zo worden ze getest door te bemiddelen bij een conflict, ze krijgen training in gesprekstechnieken, ze oefenen in feedback geven. De volgende stap is je eigen competenties te benoemen en daarover te communiceren. Met het certificaat in de hand kunnen deze jongeren terecht zeggen: Ik kan bemiddelen bij problemen, ik kan goed samenwerken met anderen, ik weet mij gepast uit te drukken in verschillende situaties... Zo'n attest geeft gewoon een boost aan een cv.
En dan te bedenken dat het juist deze jongeren zijn, zonder algemeen diploma, die tussen het wal en het schip dreigen te vallen. Jongeren die juist volop potentie hebben. Dat zou anders een dubbel verlies betekenen.
Kloof tussen leraar en leerling
Jongeren krijgen een extra bevestiging met zo'n certificaat in de hand. Het maakt ze sterker. Maar ook voor de school zijn er meer voordelen aan verbonden dan alleen de bevestiging dat een school aan zijn reputatie heeft voldaan door weer een aantal bekwame studenten af te leveren. Scholen winnen er zoveel meer bij. Een peerproject op school geeft een ondersteuning aan de hele zorgstructuur. Zo'n initiatief leidt tot een drempelverlaging. En dat is nodig, zo blijkt uit diverse onderzoeken.
In Petto publiceerde in 2011 het onderzoek Connected. Hieruit bleek dat de meerderheid van de bijna 1300 respondenten zich tot vrienden richt als er problemen zijn. Leerkrachten, begeleiders en coaches scoren extreem laag, slechts één procent. Logisch? Misschien wel, maar dat neemt niet weg dat het voor onderwijzend personeel lastig kan zijn om problemen bij scholieren op te sporen. Dit lage percentage jongeren dat zijn of haar verhaal komt doen bij een leraar staat niet op zichzelf. Als zogenaamde ’steunfiguren’ scoren leerkrachten erg laag, minder dan 10%, aldus JOP (Jeugdonderzoeksplatform). Alleen professionele hulpverleners scoren nog slechter. Ook de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) deed in 2011 onderzoek naar de relatie tussen leerkrachten en leerlingen. Eén van de resultaten uit hun bevraging luidt: “1 op 4 heeft geen of weinig vertrouwen in de leraar en hetzelfde aantal zegt dat ze niet bij leerkrachten terecht kan met problemen. Die cijfers liggen hoog. Het is belangrijk dat er voldoende vertrouwen is binnen de schoolmuren zodat leerlingen ook op school met grote en kleine problemen terecht kunnen.”
Je kunt er niet naast kijken. Leerlingen delen nu eenmaal niet snel hun problemen met onderwijzend personeel. Jongeren hebben ook weinig zicht, kennis over jeugdhulpverlening en als ze die hebben, dan is de drempel om er een beroep op te doen vaak te hoog. Toch kunnen docenten een belangrijke steunpilaar vormen als een tiener een probleem heeft. Peercoaches kunnen hierbij een helpende hand bieden.
Voorwaarden voor succes op school
Peercoaches kunnen dienen als een soort opstap naar professionele hulpverleners, zoals CLB. Doordat jongeren sneller hun problemen delen met andere jongeren is het voor de peercoaches gemakkelijker om als het nodig is een professionele hulpverlener in te schakelen. De scholen detecteren daardoor eerder de behoeften van hun leerlingen. Dit is niet alleen voor de scholier in kwestie prettig. Het gevoel dat je wordt opgevangen door mensen die je serieus nemen maakt ook een verschil in de schoolgangen. De sfeer verbetert. Bij conflicten zal er makkelijker bemiddeld kunnen worden. De jongeren kunnen dat zelf, peercoaches staan in voor hun verantwoordelijkheid en dat van anderen. Het komt de groepsbinding ten goede. Sommige scholen organiseren introductiedagen voor hun eerstejaars. Een peerproject kan vertrekken vanuit zulke introductiedagen om vervolgens uit te groeien tot een langdurig engagement. Zo'n traject ontwikkelt zich geleidelijk met de participanten mee.
Een peerproject kan enorm veel voordelen opleveren voor school en haar studenten. Maar zo'n initiatief kan alleen slagen bij goede inbedding in het schoolbeleid. Bedenk als school eerst wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat aanpakken. Organisaties die zich professioneel bezighouden met peerprojecten zijn altijd bereid om ondersteuning te bieden aan de implementatie van zo'n project. Ondanks het enthousiasme heeft het weinig zin dat twee supergemotiveerde leerkrachten al hun energie investeren in zo'n project, terwijl de rest van het personeel er niet actief in meegaat. Ze staan er misschien positief tegenover, maar de volle bereidheid om hun steentje eraan bij te dragen blijft uit. Dan is het op poten zetten van zo'n peerproject vergeefse moeite en zonde van de inspanning. Vruchtbaar resultaat bereik je als je zo'n project verankert in het zorgbeleid van de school. Op die manier worden alle personeelsleden tot aan de administratie toe aangemoedigd om deel te nemen aan de praktische invulling van zo'n peerproject. Deze houding maakt de kans van slagen alleen maar groter.