donderdag 26 januari 2012

Romelu Lukaku over hoe verbonden je bent als iedereen jou wilt
'Diegenen die zich pas nu aan mij vastklampen zijn bewonderaars, maar geen vrienden.'

Iedereen lijkt aan zijn mouw te trekken, iedereen wilt wat van hem. Romelu Lukaku, wonderboy van Anderlecht, nu aanstormend talent bij Chelsea en een persoon waar vele leeftijdgenoten zich aan spiegelen. Niet verbazingwekkend als je bedenkt hoe succesvol hij is. En nog maar 18 jaar! Maar als iedereen iets van je wilt, hoe ga je dan met anderen om? Met wie ben je dan nog echt Connected? 'De echte vrienden blijven altijd over. Al zie je elkaar lange tijd niet.' Lukaku laat een stukje van zijn binnenkant zien.
Door Dominique Verschuren

Het is hard gegaan de laatste jaren met Romelu Lukaku. Via Lierse groeide hij bij Anderlecht uit tot smaakmaker van het Belgisch profvoetbal. En nu is hij een van de grote beloften van het machtige Chelsea. Zo'n snelle vlucht naar de top brengt ook onvermijdelijk schaduwkanten met zich mee. Wie kun je nog vertrouwen en hoe bescherm je je daartegen?
            Lukaku: 'Mijn  echte vrienden ken ik. Diegenen die zich nu, sinds ik bekend ben door het voetbal, aan mij vastklampen zijn bewonderaars, maar geen vrienden. Waarschijnlijk de eersten die me zullen laten vallen als het ooit slecht zou gaan. Ik kan dat onderscheid maken. Er zijn mensen die ik heel graag heb en die ik nu minder zie omdat ik zo’n druk leven leid. Maar de echte vrienden blijven altijd over. Al zie je elkaar lange tijd niet.'

Zwart in een blanke omgeving

Vader Roger Lukaku wist het al bij de geboorte in mei 1993: zijn zoon zou een voetballer worden. En een grote! Rupel Boom was de allereerste club van de pupil. Nadat hij verhuisde naar Wintham trad hij aan bij de plaatselijke FC. Amper 12 jaar werd hij aangetrokken door Lierse. Maar dit succes op jonge leeftijd bracht hem niet uit zijn evenwicht: 'Ik heb een heerlijke jeugd gehad in Wintham.'
            Lukaku geeft toe dat de omgeving van zijn jeugd overwegend blank was. Toch had hij niet het gevoel uitgesloten te worden: 'Dat van die blanke omgeving klopt, maar ik heb niet veel last gehad. Als je respect toont, dan krijg je dat ook terug. Vergeet niet dat mijn broer en ik daar geboren zijn… Je groeit gewoon met de anderen op. Ik heb daar nooit zoveel last van ondervonden. Misschien was dat voor mijn vader wat moeilijker. Maar uiteindelijk heeft hij zich goed aangepast aan de omstandigheden.
            'Ook met teamgenoten ging ik erg goed om. Gewoon, zoals iedereen. Ik zie niet in wat het probleem is. Ik heb zelden problemen met mensen. Zoals gezegd: Respect is belangrijk en als je dat geeft, krijg je dat ook terug.'

De prijs van de roem

Vandaag de dag is Lukaku een van de populairste sporters van het land. Iedereen wilt wat van hem. Dat lijkt iets om jaloers op te zijn, maar dat is het niet altijd. 'Met hopen tegelijk willen ze mijn vriend zijn, maar ik hecht daar geen belang aan. Er zijn maar twee dingen die ik echt wil. Ik wil zo hoog mogelijk voetballen en ik wil zo veel mogelijk genieten met mijn echte vrienden en met mijn familie. Dat is het belangrijkste.
            'Als mensen mij vragen of ik wel eens eenzaam ben, dan moet ik zeggen dat dat eigenlijk wel meevalt. Ook vroeger: het gevoel van eenzaamheid ken ik eigenlijk niet zo goed. Ik heb gelukkige omstandigheden gekend. Ik heb altijd veel warmte gekregen van mijn familie. Met name mijn broer is belangrijk voor mij. We zijn vrienden. Ik heb ook altijd goed geluisterd naar mijn ouders en mij geconcentreerd op mijn passie: voetbal.'
            Op de vraag of hij terug verlangt naar zijn oude zorgeloze leventje, zegt hij: 'Soms wel. Maar ik zou eigenlijk niet anders willen. De prijs die ik voor de roem moet betalen neem ik er bij. Graag zelfs. Voetbal is nu eenmaal mijn leven en daar moet ik sommige dingen voor opofferen. Het is natuurlijk hard omdat iedereen een stukje van mij wil. Maar ik word ongelofelijk goed omkaderd door de club. Er zijn mensen die mijn vervoeren, regelen, mijn planning maken, de media beheren…ik ben die mensen ongelofelijk dankbaar. Ik besef wat ze allemaal voor me doen om het in goede banen te leiden.'

 
Blijf jezelf en blijf jezelf trouw

Lukaku is nog jong. Hij kan moeilijk al het leed van de wereld op zijn schouders dragen. Toch geeft hij aan de andere kant de indruk graag met mensen om te gaan. Solidariteit en maatschappelijke betrokkenheid zijn bij hem niet geheel aan dovemans oren gericht. 'Ja, ik heb een rol te spelen en ik wil die opnemen. Daarom steun ik alle community programma’s van de club. Als ze iets nodig hebben contacteren ze mij en ik doe mee. Zo hebben we bij Anderlecht van de spelerskas speciaal aangepaste bedden geschonken aan het kinderhospitaal van Brugman in Jette vlakbij Brussel. We hebben 18.000 euro geschonken voor de aanschaf van die bedden.'
            Voordat hij weer verder moet in het drukke tijdschema van zijn huidige leven wil hij nog één ding kwijt aan de lezers: 'Blijf vooral jezelf en volg je dromen. Dat is moeilijker dan het klinkt. Je moet er vaak voor knokken. Maar het is de enige weg die je kan gaan. Anders kom je jezelf tegen. Dan ga je vroeg of laat voelen dat je niet lekker in je vel zit. Dus blijf jezelf en blijf jezelf trouw.'

vrijdag 20 januari 2012

Psychotherapeut Wilfried van Craen vertelt over fake bij jongeren

“Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch”

Als we om ons heen kijken, zien we veel nep. Maar ook als we een blik naar binnen werpen, is niet alles zoals het lijkt. Waarom zeggen we vaak ‘ja’ als we iets niet willen? Hoe worden we meer onszelf? Psychotherapeut Wilfried van Craen legt het uit. Een interview over stille jongeren in een flashy wereld, de angst voor afwijzing en dominante meisjes.

Door Dominique Verschuren

U bent psychotherapeut. Komt u veel in contact met jongeren?
Wilfried van Craen: “Ik geef assertiviteitstrainingen aan jongeren. Dat komt neer op het volgende: hoe kan ik mezelf zekerder gedragen in bepaalde situaties. Je ziet vaak het verschil tussen het plaatje waar jongeren hun gedrag aan moet beantwoorden en de realiteit die niet beantwoordt aan dat plaatje. Eén van de eerste dingen die ik probeer duidelijk te maken is dat je niet hoeft te beantwoorden aan het plaatje.”

Het plaatje?
Van Craen: “Als je tegenwoordig de televisie aanzet, zie je sociaalvaardige, extraverte, praatvlotte, alerte, scherpe mensen die met een kwinkslag de humor in het gesprek brengen. Zij vormen vaak het modelgedrag. Zo hoor je te zijn, volgens de maatschappij. Extravert: je moet vlot zijn, rad van tong. Grappig, gevat. Dat is de norm. Je moet flashy zijn. In mijn praktijk kom ik introverte jongeren tegen, die meer in zichzelf gekeerd zijn. En die denken dan dat ze abnormaal zijn. ‘Dit klopt niet aan mij, ik moet dat veranderen’, zeggen ze dan. De norm in de samenleving is momenteel extraversie. Ik vind niet dat mensen daar per se aan moeten beantwoorden. Dus het eerste wat ik wil duidelijk maken is dat ze niet per se zo’n vlotte, snedige extraverte figuur hoeven te worden.”

Waarom hoeft dat niet?
Van Craen: “Waarom zou je niet een beetje authenticiteit bewaren? Wat is er fout met mensen die wat bedachtzaam zijn, wat stiller zijn, die wat minder vlot contacten leggen? Dat heeft ook zo zijn voordelen.”

Moet een mens juist niet communiceren met anderen?
Van Craen: “Dat is natuurlijk waar het hem om draait. Als je het zelf ervaart als een communicatieprobleem, als je zelf anders zou willen zijn, maar je weet niet hoe, dan kun je in zo’n training die vaardigheden leren. Zoals: hoe knoop ik gesprekken aan, hoe zet je die voort? Hoe reageer je met improvisatie op bepaalde situaties? Een persoon kan zeggen: ‘Eigenlijk hoeft dat niet echt voor mij. Ik ben gewoon een stil iemand. Dat is eigenlijk oké, ook al merk ik dat dat niet de norm is.’ Dan heb ik niet de neiging om van die stille persoon een extravert iemand te maken. Maar als die persoon zegt: ‘Ik zou me anders willen gedragen. Er is een verschil tussen hoe ik mij gedraag en hoe ik me zou willen gedragen’, dan is er een probleem. Dan is er een verschil tussen wat je doet en wat je zou willen doen. Dat moet dan aangepakt worden. Maar er zijn een heleboel rustige jongeren die niet de behoefte hebben om per se de toffe uit te hangen. En dat is prima. Die moeten daar ook in gesteund worden. Die steken hun energie in een hele hoop andere dingen. Dat is ook waardevol.”

Maar heb je als extraverte jongere niet meer mogelijkheden? Op de arbeidsmarkt, in de liefde?
Van Craen: “In onze maatschappij vaak wel, al wordt het flashy gedrag van de extraverten ook vaak wel doorprikt. Trouwens, talent en menselijke waarden komen toch altijd bovendrijven. Ik kan me prima voorstellen dat iemand die introvert is, een kei kan zijn in informatica. Of in literatuur, omdat hij of zij heel veel leest. Of heel sociaal en meelevend kan zijn.

Zien en gezien worden

Van Craen: “Het plaatje dat jongeren hebben is vaak een opgefokt plaatje dat ze van de media krijgen. Je moet je zus en zo gedragen. Ik probeer ze altijd te stimuleren om bij zichzelf te denken: wat vind ik belangrijk? Is het voor mij belangrijk om die gadgets aan te schaffen? Is het belangrijk om een Mini Cooper te hebben om mee te zijn? Is het belangrijk voor mij om per se modekleding te dragen? Als ze zeggen ‘ja’, dan is dat oké. Prima. Als ze zeggen: ‘Eigenlijk niet, want ik steek daar veel tijd en geld in en eigenlijk vind ik andere dingen belangrijker’, dan is het de moeite waard om die andere jongeren te steunen in gedrag dat afwijkt van de norm.”

Is de invloed van de media – radio, televisie, internet - werkelijk zo groot als beweerd wordt?
Van Craen: “Jongeren apen veel mediapersonen na. Zij mogen de columns schrijven in kranten en tijdschriften. Iemand die goed schrijft is niet het criterium om een column te schrijven, je moet een BV zijn. Dus er is nogal wat invloed van die BV’s. Jongeren zoeken naar wat ze waard zijn. Ze zoeken naar erkenning. Dat is een heel menselijk gegeven. Milan Kundera, een Tsjechische schrijver en filosoof (Ondraaglijke lichtheid van het bestaan, red.) heeft ooit het volgende gezegd: ‘Stel: je mag een avondje doorbrengen met jouw idool, neem nu Brad Pitt of Angelina Jolie, maar je moet kiezen.  Of je mag dat privé doen, onder vier ogen, zonder dat iemand daar iets van weet. Of je mag met haar of hem gezien worden in de stad in publieke gelegenheden. Iedereen zal zeggen dat hij voor het eerste kiest, maar in werkelijkheid kiest 90 procent om met haar of hem gezien te worden.’ We zijn namelijk allemaal ontzettend op zoek naar erkenning. En jongeren nog meer dan volwassenen.”

Waarom jongeren meer dan volwassenen?
Van Craen: “Jongeren weten nog niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat zij hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een of andere sport of een hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hun denken.”

Angst voor afwijzing

Van Craen: “Eén van de opdrachten die ik jongeren op de assertiviteitstrainingen geef is ze laten turven hoe vaak ze tegen zichzelf zeggen: ‘Ze zullen denken, dubbele punt…’ Denken te weten wat anderen van je denken, is een favoriete activiteit in de bovenkamer van jongeren. Er is heel wat angst voor afwijzing. Dat is toch wel zonde van de energie, want afwijzing gebeurt vaker niet dan wel. En als het gebeurt, is het niet zo erg. Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch.“

Het kan wel doorwerken.
Van Craen: “Natuurlijk kan het doorwerken, maar daar leren we van. Mensen hebben zo’n angst voor afwijzing dat ze vermijdingsgedrag gaan vertonen. Ze laten dingen die ze eigenlijk wel zouden willen doen. Of zeggen niet wat ze denken.  Enkel en alleen om niet afgewezen te worden. En omgekeerd: ze doen dingen die ze eigenlijk niet belangrijk vinden. Fake-gedrag. Ik weet dat het heel erg moeilijk is en veel moed vraagt, maar toch zou ik de jongeren aanraden om eens te durven een afwijzing te riskeren. Ik noem dat springen in de cursus. Spring eens en neem risico’s: doe eens andere kleren aan. Zeg eens wat je echt vindt. Bij dat “springen” kunnen je drie dingen overkomen: ofwel volgt er geen afwijzing. Dat gebeurt meestal. Of je krijgt wel die afwijzing in de mate waarin je dat had gedacht. Of het is erger dan je had gedacht. In die twee laatste gevallen leer je: ik ben nu afgewezen geworden. Dat was vervelend, maar echt traumatisch was het niet. En door de training leer je dan tegen jezelf te zeggen: “Ik weet waarom ik dit doe. Ik vind het zinvol. Ik wil leren stevig in mijn schoenen te staan en niet meer zo bang te zijn van wat anderen denken. Dat is dan een doe-opdracht. Weten is niet voldoende, het gaat om doen. Daar groeien jongeren van. Ze krijgen meer congruentie…”

Wat is dat, congruentie?
Van Craen: “Dat betekent dat de binnenkant, dat wat jongeren denken, voelen en vinden, en de buitenkant, hoe ze handelen, dat die twee meer samenvallen. Eerst waren die dikwijls verschillend en nu vallen ze meer samen. Discongruentie is het tegenovergestelde: Je denkt en voelt ‘neen’ maar je zegt ‘ja’.”

Waarom faken jongeren hun gedrag? Waarom doen ze iets, terwijl ze het eigenlijk diep van binnen niet willen?
Van Craen: “Ik denk vooral omdat ze op zoek zijn naar erkenning. Dat kan komen door een negatief zelfbeeld: als ik mij toon zoals ik ben, ben ik niet interessant. Dus moet ik een beetje faken, moet ik een personage naar voren brengen om interessant over te komen, dat respect afdwingt.”

Is het erg dat je je anders voordoet dan je eigenlijk bent?
Van Craen: “Nee, op zich niet. Zolang het van de situatie afhangt en tijdelijk is en je je bewust bent van dat fake-gedrag. Maar het is wel belangrijk dat je het ook af en toe laat. Af en toe een risico nemen. Je moet ook geen plaatsvervangend leven gaan leiden in jouw fake-wereld. Voor je het weet vervreemd je niet alleen van jezelf maar ook van de wereld om je heen.”

Als we het hebben over faken, praten we ook over meelopen met de rest. Is er een mogelijkheid om daaraan te ontsnappen zonder uitgesloten te worden?
Van Craen: “Door een sterke persoonlijkheid te zijn. Dat beslis je wel niet van vandaag op morgen. Zeker niet als je 15 bent. Als je 15 bent, wil je er alleen maar bijhoren. Er zijn uitzonderingen die zeggen: ‘De rest kan de pot op. Dit is wat ik denk, dit is wat ik voel en dit is wat ik wil.’ Maar in plaats van afgewezen te worden, worden die uitzonderingen vaak enorm gewaardeerd, omdat ze die authenticiteit durven te tonen. Ze durven te tonen wie ze echt zijn.”

Is er een verschil tussen het fake-gedrag van volwassenen en jongeren?
Van Craen: “Volwassenen doen het meer met statussymbolen, zoals auto’s en kleding… ‘Zie mij eens: geslaagd, carrière gemaakt’. Bij jongeren zie je meer het zelfde taalgebruik opduiken, zelfde onderwerpen belangrijk vinden, televisieprogramma’s… Merkkleding is minder belangrijk geworden de laatste jaren, is mijn indruk, terwijl de voorschriften voor stijl van haar en kleding er niet minder streng op geworden zijn. Maar belangrijker dan dat verschil vind ik dat volwassenen meer hebben om op terug te vallen, als ze besluiten te stoppen met hun fake-gedrag. Ze hebben al wat ervaring opgedaan, ze weten wat ze waard zijn. Voor volwassenen zijn er dus ook minder verzachtende omstandigheden om niet te stoppen met faken.”

Wanneer komt dat omslagpunt?
Van Craen: “Ik denk dat het heel veel te maken heeft met basisbehoeften. Als je je goed in je vel voelt, je hebt een fijne relatie. Je doet dingen die jij belangrijk vind, zoals studies, hobby’s en sport. Als je een gevoel van zelfwaarde begint te kweken. Daarom is het zo belangrijk om ervaringen op te doen. Vakantiewerk, vrijwilligerswerk, jeugdbeweging, alleen op vakantie gaan, de wereld ontdekken, dingen doen waar je goed in bent. Verder durven kijken dan je leeftijdsgroep. Bijvoorbeeld als je gegrepen wordt door dieren, engageer je dan met een organisatie die zich daar mee bezighoudt. Ook al is dat niet ‘cool’ volgens je leeftijdsgenoten, doe het omdat jij het wijs vindt. Op die manier word je congruent en dus ook een krachtige persoonlijkheid.”

Jongens zijn de weg kwijt

Van Craen: “Het gedrag van de jongeren van nu is totaal anders dan dat van 30 jaar geleden. Een jongere van nu is voortdurend met de informatiemedia bezig. Die is aan het sms’en, die komt thuis en zit op internet. Dat alleen al is een ongelooflijk verschil. Daarnaast worden jongeren ook ernstig genomen. Vroeger niet. Je had toen geen overgangsfase van jongere naar volwassene. Nu hebben jongeren hun eigen cultuur, hun eigen taal, hun eigen wereld. Jongeren zijn nu ontzettend sociaalvaardig, maar op een andere manier dan vroeger. Ze kunnen contacten leggen via internet. Ze beweren dat ze 634 vrienden hebben. Is dat beter of slechter? Dat is een absurde vraag. Het is wat het is, dat kun je niet veranderen.”

634 vrienden. Is dat niet faker dan vijf vrienden?
Van Craen: “Nee, dat denk ik niet. Ik denk niet dat er meer fake is op dit ogenblik. Integendeel. Ik merk dat jongeren veel assertiever zijn dan vroeger. Veel mondiger, vooral de meisjes.”

Hoe komt dat?
Van Craen: “Dat komt vooral door internet, maar ook door de seksuele revolutie. Als je nu ziet hoe een meisje haar armen rond een jongen zwaait en hem een tongzoen draait, dat was onmogelijk 20 jaar geleden! Initiatief nemen deed je als meisje toen niet. In die zin is het ontzettend veranderd. De jongens zijn hun repertoire kwijt. Hoe moeten zij nog reageren op die actieve, initiatief nemende, dominante meisjes. De jongens hebben geen gedrag om op terug te vallen. Het macho-gedrag wordt vaak al opgeëist door de meisjes.”

Jongens zijn de weg kwijt?
Van Craen: “Bij de meisjes is er nu veel meer congruentie dan vroeger: als ze een leuke jongen zien zeggen ze: ‘ik vind dit een lekker stuk’ en ze stappen erop af. Bij de jongens is er veel meer angst: hoe reageer ik daar op? Ten eerste naar dat meisje toe. Ten tweede naar de achterban: laat je je zo maar inpakken door een meisje? Wat zullen je vrienden wel niet zeggen. Dat is niet eenvoudig. Jongens weten niet meer hoe ze zich moeten gedragen.”

Hoe ziet u die toekomst?
Van Craen: “Ik heb geen glazen bol. Het kan positief zijn. Meisjes hebben altijd in de schaduw geleefd en nu treden ze daar uit. Dat is een goede zaak. Het is aan de jongens om een nieuwe mannelijkheid uit te vinden. Dat is niet aan oude knarren zoals ik om dat voor te schrijven. Maar het is wel bezig, het wordt alsmaar beter, denk ik.”

Waaraan kunnen we die verbetering zien?
Van Craen: “Er zijn jongens die aan het afstappen zijn van dat stereotype machogedrag. Die veel gevoeliger zijn en dat ook uiten. Ook hun kwetsbaarheid durven te tonen en uit te spreken. Het grote verschil met vroeger is, dat je niet meer kunt leunen tegen een muur van “het juiste”. Je moet zelf experimenteren en zelf het evenwicht zoeken. Dat maakt het juist zo boeiend.”

donderdag 19 januari 2012

‘Ik vind het belangrijk dat je bent wie je bent.’

 
Zoektocht naar de eigen identiteit in cijfers en analyses

 
Voor jongeren is het een dagtaak om iemand te worden. En dat gaat met vallen en opstaan. In Petto heeft in haar laatste twee jongerenenquêtes, Fake en Connected, een aantal facetten van die identiteitsontwikkeling bij jongeren onderzocht. Een verhaal over verleidingen uit de buitenwereld versus trouw blijven aan jezelf.

 
Door: Dominique Verschuren

http://www.atv.be/item/eenzaamheid-het-laatste-taboe-bij-de-facebookgeneratie
 

Barbie is een jonge vrouw van een jaar of twintig uit Den Haag. Ze maakte furore in Oh oh Cherso, een realitysoap met in de hoofdrol een stel Nederlandse jongeren die zich uitleefden op het Griekse eiland Chersonissos. Samantha de Jongh, zoals in haar paspoort te lezen staat, introduceerde zichzelf als een belichaamde Barbie: “Als ik mezelf een cijfer zou geven zou ik een tien geven. Blond, blauwe ogen, sexy, ik ben gewoon een kleine Barbie. Ik zei tegen mijn ouders ook altijd: ‘Als ik later groot ben word ik een levende Barbie.’ Nou, dat is uitgekomen.”
 Nadat ze samen met haar huisgenoten al enkele weken feestten op Chersonissos, was het uitgerekend zij die het appartement eens ‘grondig’ ging kuisen. Gehuld in tijgerlingerie komt ze met een emmer water en een dweil het beeld ingelopen. In één oogopslag is de kijker getuige van een ontwapende ontmaskering van de glamourkoningin Barbie tot een vrouw die al op haar twintigste slechts een ding lijkt te verlangen: de geborgenheid van een eigen gezin en haar dienende rol daarin als moeder de vrouw. Meer down to earth kan niet.
 Zo transformeert de levende Barbiepop in een levende paradox. Een vleesgeworden Barbie kan je moeilijk authentiek noemen. Als je er alles aan doet om op iemand anders te lijken hoeveel blijft er dan over van jezelf? Deze vraag krijgt een andere dimensie bij het zien van zoveel ongedwongen, oprecht lijkende huiselijkheid wanneer Samantha de Jongh haar schoonmaakwoede botviert. Hebben we immers de ‘echte’ Barbie ooit zien kuisen? Dat is wel het laatste wat de pop van Mattel in haar hoofd haalt.

Hunkering naar authenticiteit

Samantha de Jongh is de ultieme metafoor voor het onderzoek Fake dat In Petto in 2010 publiceerde. In Petto, een Vlaamse jongerenorganisatie die het welzijn van jongeren wilt bevorderen, vroeg aan meer dan 2300 jongeren naar hun perceptie van hun eigen identiteit en imago, en de wereld om hen heen. Daaruit kwam één conclusie heel duidelijk naar voren: een hunkering naar authenticiteit.
 "Ik vind het belangrijk dat je bent wie je bent." Deze uitspraak vat het onderzoek in één zin samen. Liefst 90 % van de respondenten kan zich hierin vinden. Maar leven ze er ook naar? Dat lijkt niet altijd zo simpel. Immers als je ergens naar verlangt dan betekent dat doorgaans dat het er nog niet is.
 Jongeren doen zich in een groep toch wel eens anders voor dan dat zij zich werkelijk voelen. Psychotherapeut Wilfried van Craen, die assertiviteitscursussen geeft aan tieners, legt in Fake Magazine uit dat dit toch niet heel vreemd gedrag is bij jongeren:
“Jongeren weten nog niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat zij hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een of andere sport of een hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hun denken.”

Het beeld van de buitenwereld

De hunkering naar authenticiteit komt niet uit de lucht vallen. Daarvoor hoef je alleen maar om je heen te kijken, op straat, in magazine, op televisie, online… De ondervraagde jongeren staan kritisch, zeg maar gerust sceptisch, tegenover de alomtegenwoordige beeldcultuur.
 Bijna 60% van de jongeren gelooft dat meer dan 90% van alle foto’s in reclame en tijdschriften bewerkt zijn met Photoshop. Nog eens bijna 30% zegt dat tussen de 75% en 100% bewerkt is. Dat betekent dat bijna 90% van de jongeren, de overgrote meerderheid, zegt dat minstens driekwart van de foto’s in reclame en tijdschriften niet naturel zijn.
 Hoe verwrongen groeit je wereldbeeld als je vrijwel geen enkel beeld meer vertrouwt? Hoe ontwikkel je je persoonlijke perceptie van datgene wat juist een enorme invloed heeft op jouw realiteitszin?
Want dat er invloed komt uit de media mag duidelijk zijn. Wilfried van Craen:


“Jongeren apen veel mediapersonen na. Zij mogen de columns schrijven in kranten en tijdschriften. Iemand die goed schrijft is niet het criterium om een column te schrijven, je moet een BV zijn. Dus er is nogal wat invloed van die BV’s. Jongeren zoeken naar wat ze waard zijn. Ze zoeken naar erkenning.”
Dit is een lastig uitgangspunt voor jongeren. Waar zoek je erkenning? Welke bodem is stevig genoeg om daarop aan je eigen identiteit te bouwen als er juist veel prikkels op je afkomen die je niet kan vertrouwen? Een logische reactie is er een van wantrouwen. In oktober 2011 verscheen het onderzoeksrapport Connected. Daarin onderzoekt In Petto de gevoelens van vertrouwen, eenzaamheid en verbondenheid onder bijna 1800 jongeren. Wantrouwen in de vorm van een gezonde kritische blik komt aan de orde in het onderscheid tussen de online wereld en de reële omgeving.
 Jongeren maken duidelijk een onderscheid tussen hun contacten online en die in ‘real life’. Ze hebben de neiging om vertrouwelijke zaken minder snel online te bespreken. De dimensie van het ‘echte leven’ is uitermate belangrijk in de perceptie van jongeren. Het geeft iets vertrouwelijks waardoor ze sneller bereid zijn om emoties te delen. Vrienden die ze toevoegen aan hun eindeloze lijsten op Facebook en die ze amper kennen, staan veel verder van hen af dan vrienden die ze ook in het echte leven ontmoeten.

Een cultuur van wantrouwen

In wezen laten alle subvragen over argwaan zich samenvatten in één hoofdvraag: “Vind je dat mensen over het algemeen zijn te vertrouwen?” De helft van de respondenten uit Connected antwoordde daarop negatief.
 Naast de kwantitatieve resultaten koos In Petto ervoor een panel van zo’n honderd jongeren te laten reflecteren op deze cijfers. Uit verschillende interviews op diverse scholen werd een reeks citaten geïnventariseerd. Twee reacties daaruit:

“Die cijfers van dat de helft niet vertrouwt, dat vind ik heel normaal. Niet iedereen is te vertrouwen. Maar ook niet iedereen kan mij vertrouwen.”
“Zijn mensen te vertrouwen? Dat weet ik eigenlijk niet? Aan sommige mensen kun je van alles zeggen. Maar menselijk egoïsme komt snel naar boven en dan zijn mensen toch vaker minder te vertrouwen. Als je moet kiezen tussen die andere persoon en of voor jezelf, dan kies je toch sneller voor jezelf.”
Waar komt het wantrouwen vandaan? De vingers wijzen al snel naar de media. Volgens het jongerenpanel zaaien zij angst en paniek onder de bevolking door de impact van ‘afschrikwekkende monsters’ als Marc Dutroux en Ronald Janssen uit te vergroten. Er dreigt een cultuur te ontstaan waarbij ouders hun kinderen indoctrineren door te zeggen dat niemand te vertrouwen is.
 Alain Van Hiel, professor sociale psychologie aan de Universiteit Gent, zegt in Knack naar aanleiding van het onderzoek Connected:
“Ik ben geschrokken van de cijfers. Vertrouwen is een totale voorwaarde voor het functioneren van een maatschappij. Het is de sociale lijm die een maatschappij bijeenhoudt. Als blijkt dat jongeren geen vertrouwen meer koesteren, is dat een zeer onrustwekkende evolutie. Groepen zonder vertrouwen functioneren niet.”
Is dit negativisme terecht? Is het werkelijk een ziekte van deze tijd? Hoe bouwen we een samenleving, een gemeenschap, immers op zonder een gezonde dosis vertrouwen in elkaar? Lise Lenaerts (20 jaar) zegt daarop:
“In een ideale wereld kun je alles en iedereen vertrouwen. In die wereld leven we niet. Punt. Maar dat je wantrouwt wil niet zeggen dat je asociaal bent. Het is realistisch, niet negatief.”

Mama beats Gaga

Niet Justin Bieber of Lady Gaga zijn de grootste helden van de hedendaagse jongeren, maar… papa en mama. In een onderzoek van JIM uit mei 2011 lezen we: “Bijna de helft beschouwt hun vader of moeder als vriend(in) (42%) en kijkt op naar de ouders (56%).”
 Zo’n waardering voor ouders druist als een contradictio in terminis in tegen de aloude, onwrikbare tienerlogica om je flink af te zetten.
Toch komt ook in Connected deze trend terug. Leeftijdgenoten staan fel bovenaan als het gaat om personen aan wie je je diepste gevoelens toevertrouwd. Maar ouders wurmen zich een stevige plaats daartussen.
 Lut Celie, jongerentherapeute, juicht de tendens van vertrouwen in de ouders toe. Zij zegt in Connected Magazine:
“Ouders zijn zeer belangrijk omdat zij hechtingsfiguren zijn. Daarom zijn zij belangrijk om erkenning te krijgen. We zetten ons enorm tegen hen af. Maar om uiteindelijk te worden wie je bent als jongere is het belangrijk om een compliment te krijgen.”
Celies verklaring sluit naadloos aan op het verhaal van de hunkering naar authenticiteit. Als je er automatisch vanuit gaat dat 75 % van het beeldmateriaal niet naturel is, zoals negen op de tien jongeren doet, dan ga je zekerheid zoeken in iets anders, in dingen die dicht bij je staan. Wie zijn er dan meer te vertrouwen dan de mensen die je al je hele leven kent en je hebben opgevoed? Wie kijkt er dan nog vreemd op dat jongeren zoveel waarde hechten aan de band met hun ouders?

Trouw aan jezelf

De zoektocht naar een eigen identiteit is voor velen een levenslange opgave. Momenten van eenzaamheid liggen vaak op de loer. Bij jongeren is dat niet anders dan bij volwassenen.
 Eenzaamheid is onder jongeren taboe. Ervaring tijdens de Connected-interviews leert dat met name ASO’ers buitengewoon behendig zijn om het onderwerp te pareren door het te generaliseren en het zeker niet op zichzelf te projecteren.
 Een taboe binnen het taboe eenzaamheid is ‘eenzaamheid in een groep’. De druk om als jongere the time of your life te beleven is groot. Je bent immers jong! Je eenzaam voelen in een groep lijkt dan de wereld op z’n kop. En toch is het een bekend verschijnsel. Uit het jongerenpanel Connected:
“Als ik met vrienden op café ga, dan word ik niet echt uitgesloten. Maar zij zeggen dan: Wij gaan boven nog eens poolen of een pintje pakken. Dan heb ik eigenlijk geen goesting om dat te doen, dan voel je je toch een soort van eenzaamheid. Je hebt dan eerder goesting om bij iemand anders te zijn, maar niet bij die personen.”
Het is niet altijd gemakkelijk om je af te zonderen, om een stap terug te doen. Terwijl dit juist een enorme verrijking kan zijn. In Connected Magazine heeft In Petto geprobeerd om eenzaamheid een veelzijdig gezicht te geven. Eenzaamheid is meer dan alleen een vijand. In de vorming van je identiteit en het groeiproces naar authenticiteit kan een eenzaam gevoel op z’n tijd ook een bondgenoot zijn. Zoals een jongere opmerkt: “Eenzaamheid is goed. Je denkt dan na. Je leert jezelf beter kennen.”
 In Connected Magazine komt Ann Geirnaerdt aan het woord. Zij liep de camino, de voettocht naar Santiago de Compastella. Jongeren die onderweg zijn geeft ze graag het volgende mee:
“Het is leuk als je kunt afspreken, maar er is ook een consequentie als je die weg alleen wilt doen: dan hoort daar een stukje eenzaamheid bij. Die dan weer de ruimte geeft voor andere contacten. Soms moet je bij jezelf bijtanken om terug ruimte te hebben voor anderen. En vertrouw erop dat je altijd op je pootjes terechtkomt.”
 

Bronnen:

Voor meer informatie en exacte cijfers uit dit artikel surf je het beste naar: www.inpetto-jeugddienst.be. De onderzoeksrapporten Fake en Connected zijn daar gratis te downloaden.

Verrassende resultaten in jongerenonderzoek JIM, 26 mei 2011 op: http://tv-visie.be/nieuws/belgie/verrassende-resultaten-in-jongerenonderzoek-jim_44311/

Artikels:

Jeroen Zuallaert, De wereld loopt niét vol seriemoordenaars, in: Knack, nr. 42, 19 oktober 2011, p. 52-53.

Dominique Verschuren, “Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch.” Psychotherapeut Wilfried van Craen vertelt over fake bij jongeren, in: Fake Magazine, In Petto, Antwerpen, april 2010, p. 44-47.

Dominique Verschuren, “We mogen niet bang zijn om ons hart te verbinden met elkaar.” Lut Celie, in: Connected Magazine, In Petto, Antwerpen, oktober 2011, 38-41.

Dominique Verschuren, “Soms moet je bij jezelf bijtanken om terug ruimte te hebben voor anderen.” Ann Geirnaerdt, in: Connected Magazine, In Petto, Antwerpen, oktober 2011, 54-55.

dinsdag 10 januari 2012

The King of Plastic Surgery kruipt in de huid van zijn held

“Michael Jackson is de belangrijkste persoon in mijn leven.”

Hoe groot is je liefde voor iemand als je zelfs je gezicht laat veranderen om op je held te lijken? Blijft er dan nog ruimte over voor jezelf? Een openhartig gesprek met ’s werelds beste Jackson-impersonator: Emmanuel De Reyghere (37). Over de naïeviteit van Michael, stervende bejaarden en jaloezie.

Door Dominique Verschuren

Op 25-jarige leeftijd ging Emmanuel De Reyghere voor de eerste keer onder het mes. Vijf jaar en vijftigduizend euro later was hij Michael Jackson. “Ik trad toen al als hem op. Dat was in de tijd dat karaoke opkwam. Ik zong vooral de rustige liedjes, zoals Human Nature. Ik had er toevallig de goede stem voor. Vervolgens ging ik me ernaar kleden. Ik zette een pruik op, een bril, blinkende schoentjes, witte sokken… Ik heb die twee zaken uiteindelijk gecombineerd. Zo is mijn Michael Jackson-act ontstaan.”

The King of Plastic Surgery

Vrijdagavond in Zuienkerke, West-Vlaanderen. Eén huis is fel verlicht in een verder donkere straat. Het huis heet Mystery. Het MJ-logo dat prijkt op de hoes van Jacksons cd History (1995) kenmerkt de bescheiden villa in een klein dorpje op een paar kilometer van de kust. Binnen komen de initialen overal terug: op de ruiten, de kasten, de ijskast… Emmanuel de Reyghere draagt witte Michael Jackson-sokjes en typische schoenen. Zijn haar is opgestoken in een staartje. Een baard van enige dagen lijkt niet helemaal op het gladde uiterlijk van Wacko Jacko. Maar de stoppels hebben een functie: “Dan herkennen de mensen me doordeweeks minder goed.”

De wenkbrauwen van De Reyghere hebben na de plastische chirurgie plaats moeten maken voor twee getatoeëerde streepjes. Dat is een kleine ingreep vergeleken met de totale transformatie die geleid heeft tot een ronder en voller gezicht. Liefst negen pijnlijke operaties heeft hij moeten ondergaan om zich te laten omtoveren tot de dubbelganger van de dode legende. Om nog maar te zwijgen van de haartransplantatie. The King of Plastic Surgery, zoals hij in een reportage voor de Amerikaanse televisie werd genoemd, vertelt hoe hij als tiener gebukt ging onder beledigingen over zijn ‘regenbakkes’. “Ik werd uitgelachen op school. Die kin stond naar voren. Daar wilde ik absoluut iets aan doen. Als het dan toch geopereerd moet worden, geef me dan maar de structuur van Michaels gezicht.”

Als het over plastische chirurgie gaat, zegt hij te kunnen spreken over kennis van zaken. “Elke operatie die ik onderging, heb ik tijdens mijn stages als verpleger bij iemand anders gezien. Plastische chirurgie is er voor iedereen. Je kan er zover in gaan als je zelf wilt. Zolang een bepaald orgaan of lichaamsdeel maar goed blijft functioneren.” Voor de Reyghere ligt het eindpunt bij zijn neus. “Als ik die verder wil laten opereren, kan ik misschien niet meer ademen.”

Vandaag Michael Jackson, morgen Brad Pitt

Meer dan veertig miljoen exemplaren verkocht Michael Jackson van zijn elpee/cd Thriller (1982). Met deze klapper groeide hij uit tot een superster die de popmuziek buiten Elvis en The Beatles niet eerder had gekend. Hij werd nog geheimzinniger doordat hij vrijwel nooit interviews gaf. De Reyghere noemt de King of Pop naïef door zich zo op te sluiten in zijn eigen droomwereld: “Meer dan veertig jaar leefde hij in een onwerkelijke wereld, een showbizzwereld, waarin je nooit iets tekort komt. Hij heeft nooit geweten wat het is om geen geld te hebben. Hij was wereldvreemd, met die dieren en dat pretpark. Voor de maatschappij komt dat over als weird. Hij deed nauwelijks interviews en dan beginnen journalisten zelf van alles te fantaseren. Zijn succes wekte de jaloersheid van de maatschappij op.”

Ondanks deze kritische kanttekening kan iemand die zich vrijwillig laat verbouwen tot Michael Jackson niet anders dan een onvoorwaardelijke liefde koesteren voor zijn grote held. De Reyghere laat daarover geen enkel misverstand bestaan. “Iemand kan gewoon fan zijn. Normaal gezien hoe ouder je word hoe meer dat afneemt. Je krijgt een relatie, een gezin. Er zijn dingen die belangrijker worden in je leven. Bij mij gebeurt het omgekeerde: hoe ouder ik word hoe meer ik gefascineerd raak door hem. Op dit ogenblik is Michael Jackson de belangrijkste persoon in mijn leven. Hij is de kern.”

Maar zelfs deze aanbidding kent zijn grenzen. De Reyghere bestrijdt dat hij zijn identiteit heeft ingewisseld voor die van de Amerikaan. “Het innerlijke is heel wat belangrijker dan de buitenkant. Het sociaal voelende en het vrijgevende dat Michael had, heb ik ook. Hij is een doel in mijn leven maar altijd met behoud van mijn eigen persoonlijkheid. Dat zit van binnen. Dat is mijn karakter, mijn sociaal leven. Uiterlijk is maar uiterlijk. Als ik morgen Brad Pitt wil zijn, dan ga ik naar de plastische chirurg en neem de structuur van Brad Pitt aan.”

Palliatieve zorg is ook entertainment

Enthousiast stelt De Reyghere voor om een soundmix-demonstratie te geven in zijn studio. Via de trap met showlichten gaan we naar boven. Hij opent eerst de badkamer. Een luxueuze jacuzzi staat in het midden van de ruimte met strakke zwart-wit-tegels. Precies zoals in de badkamer van Jacksons Parijse hotelsuite. Met de volumeknop op maximum laat hij in de kamer ernaast zijn repertoire van een gemiddeld optreden horen. Jam, Wanna Be Startin’ Something, They Don’t Car About Us, Scream, Beat It, Thriller, Billie Jean… Af en toe kan hij het niet nalaten een paar danspassen ten beste te geven.


Dit leven in de spotlights staat in schril contrast met zijn dagelijkse baan als palliatief verzorger. De Reyghere begeleidt bejaarden die op hun sterfbed liggen. ”De palliatieve zorg is mijn job, maar zit ook in mijn hart. Ik krijg er net zoveel waardering voor als voor mijn optredens. Ik zou héél, héél moeilijk kunnen kiezen tussen die twee werelden. Palliatieve zorg is ook voor een deel entertainment. Je moet die mensen helpen in de laatste fase van hun leven.”

Het is de andere kant van de medaille die zijn omgeving niet altijd ziet of wil zien. “Je hebt altijd te maken met jaloersheid. Ze zien dat je in een mooi huis woont, dat je in een mooie wagen rijdt. Wat denken ze dan? Ah, rijkeluiszoontje. Maar dat ik ’s morgens om zes uur opsta en die mensen hun medische zorg toedien, spuiten geef, insuline, wondverzorging… Tot ’s avonds tien uur. Dat ziet niemand. Vroeger werd ik uitgescholden, omdat ik er lelijk uitzag. Nu is er de jaloezie van de maatschappij omdat ik succes heb. Omdat ik populair ben en veel in de media kom. Dan is er de reactie: rijkeluiszoontje of dikke nek.”

En zo lijkt de Belgische look-a-like nog méér op zijn grote held dan je al aan de buitenkant kan zien. “Ik ben ook een excentriekeling, ik loop naast de grijze massa. Ik krijg dezelfde reacties als Michael, maar dan op kleine schaal.” Toch ziet hij een verschil tussen hem en zijn kwetsbare voorbeeld. “Je wordt harder ten opzichte van de maatschappij. Mensen doen niet meer met me wat ze willen. Ik ben ook niet meer zo naïef. Je vertrouwt heel weinig mensen. Er zit een groot verschil tussen hem en mij. De echte Michael Jackson was veel naïever. Het grote verschil is dat ik vroeger die gewone wereld heb meegemaakt en dat ik nu deels in een andere wereld zit. Daardoor ben ik meer gesterkt ten opzichte van de samenleving. En dat heeft Michael Jackson nooit gehad, hij heeft nooit anders gekend dan die sprookjeswereld.”

Ann Geirnaerdt over de Camino

"Soms moet je bij jezelf bijtanken om terug ruimte te hebben voor anderen."
 
"Ik had een dagboek bij me, maar die heb ik weggesmeten. Dat bleek al snel ballast. Letterlijk èn figuurlijk. Je schrijft dingen neer die achteraf niet belangrijk zijn. Dat is niet de essentie, vind ik, van de camino. Wat je bijblijft zijn de mensen die je geraakt hebben. En dat is té omvangrijk, dat kun je niet noteren." Ann Geirnaerdt (48) liep 34 dagen lang naar Santiago de Compastella. Op deze reis, de camino, leerde ze dat eenzaamheid en verbondenheid hand in hand gaan.


"Mijn persoonlijke leerschool: in het begin wilde ik heel graag alleen zijn, maar onbewust trek ik mensen aan die toch langer met mij willen plakken. In het begin heb ik ze echt van me af geschud. En helemaal op het einde ben ik met drie mensen drie dagen blijven wandelen, gaan slapen, gaan eten. Dat was eigenlijk wel bevrijdend dat dat kon, dat ik mij niet zo beklemd voelde. Overdag stapten wij op ons eigen ritme, wij hadden een manier gevonden om op elkaar te wachten. Het was leuk dat ik niet alleen Santiago moest binnenwandelen. Een grote stad binnenwandelen is nooit leuk. Je gaat dan zo op in de massa, je voelt je dan geen pelgrim. Het is leuk als je kunt afspreken, maar het is een consequentie als je die weg alleen wilt doen, dan hoort daar een stukje eenzaamheid bij. Die dan weer de ruimte geeft voor andere contacten. Soms moet je bij jezelf bijtanken om terug ruimte te hebben voor anderen."

Eigen ritme

"De pelgrims herken je aan de rugzak. Aan de Sint-Jacobsschelp die aan de rugzak hangt. En aan de rust die de meeste mensen uitstralen. Dat zijn niet zomaar burgers die even komen eten. Er bestaat een trekkersmentaliteit. Ik had vooral contacten met de andere pelgrims. Zoals een Nederlandse vrouw die vanuit Eindhoven was vertrokken. Die had pijn aan haar voeten. Die was al twee maanden onderweg en zij had een hele mooie manier om aan te geven wanneer ze alleen wilde verder stappen en wanneer ze 's morgens een eindje met iemand onderweg wou zijn. Door te zeggen: 'Ik voel dat je op een ander ritme zit en ik moet het op mijn ritme doen. Is het goed dat we nu elk ons eigen weg gaan?' Dat was zo simpel. Ik kon het haar niet kwalijk nemen. Dat heb ik dus geleerd tijdens de tocht. Om dicht bij mezelf te blijven en niet zomaar andere mensen te volgen. Om ook te durven zeggen tegen andere mensen: 'Ik geniet er nu van mijn eigen ritme te volgen en van de natuur te genieten omdat ik dan meer zie.'"

Echt contact
"Mensen hebben behoefte aan intensiteit, maar die intensiteit kan er niet altijd zijn. Je moet er in schipperen. Echt contact maken, het gevoel hebben dat de ander je echt begrijpt, iemand zit echt op mijn golflengte. Dat je echt contact maakt. Ik denk dat iedereen daar behoefte aan heeft. Vandaar ook facebook: gedachten delen, betrokkenheid. Hele intense dingen. Op de camino waren er heel veel mensen die dingen aan elkaar vertelden die ze nooit eerder hadden kunnen uitspreken. Dat zorgt ook voor een enorme intensiteit en verbondenheid en vertrouwen. Maar ook een bepaalde vorm van vrijheid door dingen van je af te gooien.
'Thanks for your love.' Zo heb ik afscheid genomen van een Nieuw-Zeelandse. Ik zou nooit op die manier afscheid hebben genomen van iemand met wie ik maar drie dagen ben opgetrokken. Maar het was zo intens. Hoe wij elkaar zo konden loslaten en elkaar terug ontmoeten op een pleintje. Dus ik ben er zeker van dat wij elkaar nog eens gaan ontmoeten."

Virtuele vriendschap
"Met drie mensen heb ik contact gehouden: een Nederlandse, een Duitse en die vrouw uit Nieuw-Zeeland. Die laatste hoop ik nog in levende lijve te zien. In het begin is het contact houden via facebook. Constant. Maar dat hou je niet vol. Dat is virtuele vriendschap. Ik zie daar duidelijk een verschil in met echte vriendschap. Virtueel wil voor mij zeggen: niet voldoende nabij. Ik heb nood aan iemands non-verbale reacties. Iemand die mij af en toe eens knuffelt. Dat mis ik dan. Virtueel is zo meer van dat je veel meer durft te zeggen, maar je kunt ook faken op dat vlak. Dat zijn mensen die je niet dagelijks meemaken. Die kennen maar een stukje van je persoonlijkheid. De afstand is groter. Het is niet helemaal nep, het kan vrij intens zijn. Maar je kunt ook minder delen, omdat het non-verbale niet aanwezig is. Ik heb de behoefte om dingen samen te doen, om dat te delen in plaats van dat neer te schrijven."

Jongeren op de camino
"Voor mij is de camino een levenslange ervaring. Een keerpunt. Ik ben nog dichter bij mezelf gekomen. Ik ben nog eigenzinniger. Ik voel mij daar helemaal niet meer schuldig om. Want het is pas als ik goed in mijn lijf zit dat ik veel kan betekenen voor anderen. Dat gaat samen. Als ik mij zit te manoeuvreren van wat anderen van mij verwachten dan ben ik niet meer degene die alles kan geven. Integendeel. Ik kan mij voorstellen dat jongeren misschien bang zijn voor de eenzaamheid onderweg. Iedereen loopt op z'n eigen ritme. Het is juist de leerschool dat je als jongere misschien in het begin de fout gaat maken dat je met andere mensen meeloopt en dat je dan voelt dat je eigen lichaam dat niet aankan. Het is juist om je eigen grenzen aan te voelen. Je hebt geen prestatie. Voor de zelfstandigheid zou ik het jongeren zeker aanraden. Je voelt dat je alleen best dingen kunt ondernemen. Ook al ga je soms pas om zes uur arriveren, je krijgt het vertrouwen dat je wel ergens logement gaat vinden. De angst die je van je ouders meekrijgt, dat je alles moet plannen, die angst heb je als jongere minder en onderweg voel je dat dat niet altijd hoeft. Dat je altijd 'go with the flow' kunt doen. Het is leuk als je kunt afspreken, maar er is ook een consequentie als je die weg alleen wilt doen: dan hoort daar een stukje eenzaamheid bij. Die dan weer de ruimte geeft voor andere contacten. Soms moet je bij jezelf bijtanken om terug ruimte te hebben voor anderen. En vertrouw erop dat je altijd op je pootjes terechtkomt."
Ludovicus Michhoudt: The King of Rock 'n' Roll als wijkagent

"Ik heb Elvis niet nodig om op de bühne te staan.”


Elvis Presley. Wie kent hem niet? Een van allerbekendste mensen uit de vorige eeuw. En ook al is hij sinds 1977 dood en begraven in zijn eigen achtertuin van Graceland, toch kom je hem nog overal tegen. Op televisie, maar ook op braderijen, bruiloften en partijen. Elvis is niet dood! Hij woont even buiten Gent.

Door Dominique Verschuren


“Ik had een grote snor,” vertelt Ludovicus Michhoudt (53) in zijn huis in een rustige, groene straat in Mariakerke, “want iedere agent heeft een grote snor. Maar toen kwam de karaoke in mijn leven. Ik ging naar zo’n Filipijnse bar waar ik mensen leerde kennen. Dat was half jaren ‘90. Die mensen zeiden: ‘Probeer ook eens.’ Ik begon met liedjes van Engelbert Humperdinck. Ik had daar enorm succes mee. Totdat er een vrouw de zaal binnenkwam. Zij vertelde me: ‘Jij gebruikt de helft van je stem niet.’ De helft van mijn stem niet? Ik had geen flauw benul wat ze bedoelde. Toen zij ze: ‘Scheer uw snor af en begin Elvis te imiteren. Schrijf je in voor soundmixwedstrijden in plaats van karaoke. En het resultaat zie je daar.” Hij wijst trots naar de trofeeënkast. Zeker twintig bekers blinken in het zonlicht. De grootste, bovenop de kast, heeft Michoudt gewonnen met een Soundmixshow in 1997. “Ik heb lang karaokewedstrijden gedaan en gewonnen. Ik deed allerlei artiesten. Van Herman van Veen tot Tom Jones. Dat liep gesmeerd. Maar Elvis, dat was andere koek. Er waren al zoveel Elvissen, misschien wel veel beter dan ik. Maar ik trok de stoute schoenen aan. En al de tweede soundmix waaraan ik meedeed, won ik.”


Een plichtbewuste wijkagent


Nadat de spotlights zijn gedoofd, de mensen de zaal hebben verlaten en The King de nacht goed heeft verteerd, breekt ook voor Elvis weer een nieuwe dag aan. Hij rijdt dan in een uniform op zijn brommer. Ludo Michhoudt is wijkagent. De Brugsepoort is zijn werkterrein. Een Gentse buurt die veel aandacht vraagt en zelfs regelmatig de Vlaamse media haalt. “Het plezantste aan mijn job zijn de adreswijzigingen. Iedereen die verhuist krijgt mij van een bezoekje. Ik ga checken hoeveel mensen op een bepaald adres komen wonen en of het huis comfortabel genoeg is. Ik ben een soort aanspreekpunt. Ook op mijn werk zelf ben ik een soort bemiddelaar als vakbondsafgevaardigde. Ik probeer te onderhandelen tussen de overheid en de mensen bij ons op de werkvloer.”

Met zijn 53 jaar is Michoudt slechts enkele jaren verwijderd van brugpensioen. Een prima aanleiding om het rustiger aan te doen en zich volledig te wijden aan zijn hobby. Maar de politieman ziet dat heel anders: “Nog vier jaar en ik kan ermee stoppen. Maar geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om het rustiger aan te doen. Als je zelfstandige bent en je laat de teugels wat vieren ben je ook snel failliet. Er zijn heel veel nationaliteiten in die buurt. En ja, af en toe gebeurt er wel eens wat. Maar waar niet? Je kunt die mensen niet aan hun lot overlaten. Mijn bazen kennen mijn instelling: ik ben meermaals gehuldigd geweest voor het redden van mensenlevens. Die betrokkenheid vind ik belangrijk. Ik ben daar fier op.”

So what do you think, you’re Elvis or something?

Aan Michhoudts woonkamer kan je niet onmiddellijk zien dat hier een Elvis-fan woont. Geen foto’s, geen beeldjes, platen, cd’s, dvd’s, muziekdozen. Alleen een foto in de hal. Hij pakt er duidelijk niet mee uit. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de overleden Vick Beasley, een van de bekendste odebrengers aan Elvis ooit. Zijn huis in Wuustwezel was een Elvis-museum. Beasley beschikte over zijn eigen bodyguard, deelde sjaaltjes uit tijdens optredens en werd aanbeden door een heel horde groupies (op leeftijd).

Nee, Michhoudt is uit ander hout gesneden: “Ik vind: je mag zo’n iemand wel imiteren, maar niet tot in het absurde. Ik heb nog andere bezigheden. Die trofeeën op de kast zijn niet alleen voor Elvis-imitaties. Maar ook voor darten en karate. Ik heb potentieel genoeg om op eigen kracht bezig te zijn. Ik heb niet speciaal iemand anders nodig. Ik sta ook op de bühne onder mijn eigen artiestennaam Freddy Lee. Ik kan mezelf zijn. Voordat ik optreed, zeg ik altijd: ‘Elvis, je bent er niet meer, maar wat ik breng, breng ik met respect voor u’. Ik denk dus niet: ik ben Elvis. Elvis is gewoon een deel van mijn carrière.”

Hoewel hij dus enige afstand bewaart in zijn verering, is Michhoudt zich wel bewust van de frappante gelijkenissen met de echte King of Rock ‘n’ Roll. “Ik heb erover nagedacht. En hoe je het ook wendt of keert: er zijn veel gelijkenissen. We komen allebei uit een armoedig gezin. Ik kom van ouders die hard hebben moeten werken om te kunnen overleven. De gevoeligheid, de emoties die hij had, die heb ik ook. Hij was net als ik ook zeer gelovig. Bovendien, en daar ben ik pas later achtergekomen, was hij een fervent karateliefhebber. Ik heb zeventien jaar een karateclub gehad, ik heb kampioenen voortgebracht.”

“Ik? Fake? Hoe kom je erbij?”

Elvis’ carrière begon als een droom. De vrachtwagenchauffeur met vetkuif en warme, diepe stem stond aan de wieg van de rock ‘n’ roll en veroverde in een paar jaar tijd vrijwel iedere tienerkamer van Amerika en Europa. Zoiets hadden we nog nooit meegemaakt! Al vrij snel verdween alle spontaniteit en energie als sneeuw voor de zon. Hij raakte verslaafd en werd pafferig. Als je Michhoudts mening vraagt over zijn voorbeeld zegt hij: “Elvis was echt zichzelf, geen fake. Maar op den duur werd hij geleefd. Hij nam pillen om wakker te blijven, pillen om te kunnen optreden, want hij was uitgeput, en pillen om weer te kunnen slapen. Dat is met meer topvedetten zo. Kijk naar Michael Jackson. Daar ben ik ook voor gevraagd. Ik hoor zijn liedjes graag, maar ik zie me nu niet mijn neus verbouwen. Dan zie ik mensen hem nadoen, wat helemaal niet slecht is. En ze lijken echt op hem. Maar ik vind het zó triestig. Je verminkt jezelf en het kost nog massa’s geld ook.”

Dat mensen soms hun hoofd schudden bij look-a-likes en imitatoren, begrijpt Michhoudt wel. Ook hij kan niet al zijn collega’s even serieus nemen. “Er zijn zelfs amateurs die zingen: ‘You’re the devil in the sky’. Het is natuurlijk: Devil in disguise (Duivel in vermomming). Ook met de tekst van My Way nemen sommige Elvissen een heel eigen loopje. Ik heb al zijn films bekeken. Zijn bewegingen bestudeerd. Hoe hij zingt, wat hij zingt, wat hij voelt. Dan probeer ik mij in die rol te verplaatsen en dan gaat het in mij leven. Dan krijg ik de kriebels. Dat is een uniek gevoel.”