dinsdag 10 januari 2012

Ludovicus Michhoudt: The King of Rock 'n' Roll als wijkagent

"Ik heb Elvis niet nodig om op de bühne te staan.”


Elvis Presley. Wie kent hem niet? Een van allerbekendste mensen uit de vorige eeuw. En ook al is hij sinds 1977 dood en begraven in zijn eigen achtertuin van Graceland, toch kom je hem nog overal tegen. Op televisie, maar ook op braderijen, bruiloften en partijen. Elvis is niet dood! Hij woont even buiten Gent.

Door Dominique Verschuren


“Ik had een grote snor,” vertelt Ludovicus Michhoudt (53) in zijn huis in een rustige, groene straat in Mariakerke, “want iedere agent heeft een grote snor. Maar toen kwam de karaoke in mijn leven. Ik ging naar zo’n Filipijnse bar waar ik mensen leerde kennen. Dat was half jaren ‘90. Die mensen zeiden: ‘Probeer ook eens.’ Ik begon met liedjes van Engelbert Humperdinck. Ik had daar enorm succes mee. Totdat er een vrouw de zaal binnenkwam. Zij vertelde me: ‘Jij gebruikt de helft van je stem niet.’ De helft van mijn stem niet? Ik had geen flauw benul wat ze bedoelde. Toen zij ze: ‘Scheer uw snor af en begin Elvis te imiteren. Schrijf je in voor soundmixwedstrijden in plaats van karaoke. En het resultaat zie je daar.” Hij wijst trots naar de trofeeënkast. Zeker twintig bekers blinken in het zonlicht. De grootste, bovenop de kast, heeft Michoudt gewonnen met een Soundmixshow in 1997. “Ik heb lang karaokewedstrijden gedaan en gewonnen. Ik deed allerlei artiesten. Van Herman van Veen tot Tom Jones. Dat liep gesmeerd. Maar Elvis, dat was andere koek. Er waren al zoveel Elvissen, misschien wel veel beter dan ik. Maar ik trok de stoute schoenen aan. En al de tweede soundmix waaraan ik meedeed, won ik.”


Een plichtbewuste wijkagent


Nadat de spotlights zijn gedoofd, de mensen de zaal hebben verlaten en The King de nacht goed heeft verteerd, breekt ook voor Elvis weer een nieuwe dag aan. Hij rijdt dan in een uniform op zijn brommer. Ludo Michhoudt is wijkagent. De Brugsepoort is zijn werkterrein. Een Gentse buurt die veel aandacht vraagt en zelfs regelmatig de Vlaamse media haalt. “Het plezantste aan mijn job zijn de adreswijzigingen. Iedereen die verhuist krijgt mij van een bezoekje. Ik ga checken hoeveel mensen op een bepaald adres komen wonen en of het huis comfortabel genoeg is. Ik ben een soort aanspreekpunt. Ook op mijn werk zelf ben ik een soort bemiddelaar als vakbondsafgevaardigde. Ik probeer te onderhandelen tussen de overheid en de mensen bij ons op de werkvloer.”

Met zijn 53 jaar is Michoudt slechts enkele jaren verwijderd van brugpensioen. Een prima aanleiding om het rustiger aan te doen en zich volledig te wijden aan zijn hobby. Maar de politieman ziet dat heel anders: “Nog vier jaar en ik kan ermee stoppen. Maar geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om het rustiger aan te doen. Als je zelfstandige bent en je laat de teugels wat vieren ben je ook snel failliet. Er zijn heel veel nationaliteiten in die buurt. En ja, af en toe gebeurt er wel eens wat. Maar waar niet? Je kunt die mensen niet aan hun lot overlaten. Mijn bazen kennen mijn instelling: ik ben meermaals gehuldigd geweest voor het redden van mensenlevens. Die betrokkenheid vind ik belangrijk. Ik ben daar fier op.”

So what do you think, you’re Elvis or something?

Aan Michhoudts woonkamer kan je niet onmiddellijk zien dat hier een Elvis-fan woont. Geen foto’s, geen beeldjes, platen, cd’s, dvd’s, muziekdozen. Alleen een foto in de hal. Hij pakt er duidelijk niet mee uit. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de overleden Vick Beasley, een van de bekendste odebrengers aan Elvis ooit. Zijn huis in Wuustwezel was een Elvis-museum. Beasley beschikte over zijn eigen bodyguard, deelde sjaaltjes uit tijdens optredens en werd aanbeden door een heel horde groupies (op leeftijd).

Nee, Michhoudt is uit ander hout gesneden: “Ik vind: je mag zo’n iemand wel imiteren, maar niet tot in het absurde. Ik heb nog andere bezigheden. Die trofeeën op de kast zijn niet alleen voor Elvis-imitaties. Maar ook voor darten en karate. Ik heb potentieel genoeg om op eigen kracht bezig te zijn. Ik heb niet speciaal iemand anders nodig. Ik sta ook op de bühne onder mijn eigen artiestennaam Freddy Lee. Ik kan mezelf zijn. Voordat ik optreed, zeg ik altijd: ‘Elvis, je bent er niet meer, maar wat ik breng, breng ik met respect voor u’. Ik denk dus niet: ik ben Elvis. Elvis is gewoon een deel van mijn carrière.”

Hoewel hij dus enige afstand bewaart in zijn verering, is Michhoudt zich wel bewust van de frappante gelijkenissen met de echte King of Rock ‘n’ Roll. “Ik heb erover nagedacht. En hoe je het ook wendt of keert: er zijn veel gelijkenissen. We komen allebei uit een armoedig gezin. Ik kom van ouders die hard hebben moeten werken om te kunnen overleven. De gevoeligheid, de emoties die hij had, die heb ik ook. Hij was net als ik ook zeer gelovig. Bovendien, en daar ben ik pas later achtergekomen, was hij een fervent karateliefhebber. Ik heb zeventien jaar een karateclub gehad, ik heb kampioenen voortgebracht.”

“Ik? Fake? Hoe kom je erbij?”

Elvis’ carrière begon als een droom. De vrachtwagenchauffeur met vetkuif en warme, diepe stem stond aan de wieg van de rock ‘n’ roll en veroverde in een paar jaar tijd vrijwel iedere tienerkamer van Amerika en Europa. Zoiets hadden we nog nooit meegemaakt! Al vrij snel verdween alle spontaniteit en energie als sneeuw voor de zon. Hij raakte verslaafd en werd pafferig. Als je Michhoudts mening vraagt over zijn voorbeeld zegt hij: “Elvis was echt zichzelf, geen fake. Maar op den duur werd hij geleefd. Hij nam pillen om wakker te blijven, pillen om te kunnen optreden, want hij was uitgeput, en pillen om weer te kunnen slapen. Dat is met meer topvedetten zo. Kijk naar Michael Jackson. Daar ben ik ook voor gevraagd. Ik hoor zijn liedjes graag, maar ik zie me nu niet mijn neus verbouwen. Dan zie ik mensen hem nadoen, wat helemaal niet slecht is. En ze lijken echt op hem. Maar ik vind het zó triestig. Je verminkt jezelf en het kost nog massa’s geld ook.”

Dat mensen soms hun hoofd schudden bij look-a-likes en imitatoren, begrijpt Michhoudt wel. Ook hij kan niet al zijn collega’s even serieus nemen. “Er zijn zelfs amateurs die zingen: ‘You’re the devil in the sky’. Het is natuurlijk: Devil in disguise (Duivel in vermomming). Ook met de tekst van My Way nemen sommige Elvissen een heel eigen loopje. Ik heb al zijn films bekeken. Zijn bewegingen bestudeerd. Hoe hij zingt, wat hij zingt, wat hij voelt. Dan probeer ik mij in die rol te verplaatsen en dan gaat het in mij leven. Dan krijg ik de kriebels. Dat is een uniek gevoel.”

2 opmerkingen: